165 18 FEBRUARI 1974 en 1976 nader kan worden bezien of hier iets aan kan worden gedaan. De heer AMERICA: Wethouder Mans heeft terecht gezegd dat wij vreselijk lang kunnen blijven praten over het al of niet stellen van voor waarden. Ik wil er alleen nog dit van zeggen: voorzover ik voorwaarden voor subsidiëring ken zijn zij duidelijk anders dan de voorwaarden, wel ke hier worden genoemd. Ook ik ben voorstander van het stellen van be paalde voorwaarden, maar dan zouden het wel andere voorwaarden moeten zijn. Hier wordt voor mijn gevoel ingedrongen in het beleid van het J.A.C. en het J. A. C. heeft mijn volledig vertrouwen. Ik heb er geen behoefte aan dat vertrouwen in subsidievoorwaarden vast te leggen. Als er over de evaluatie wordt gesproken ben ik bijzonder blij met de evaluatie, die het J.A.C. van zijn eigen functioneren heeft gemaakt. Dat vind ik geweldig; ik wilde dat er een tweede instelling in Breda was die zijn eigen werk zo durfde te evalueren en naar buiten brengen, met die eerlijkheid. Ten aanzien van de tweede beroepskracht ben ik van mening dat u het aan stellen van een dergelijke kracht, als u het werk van het J. A. C. werke lijk erkent en als u werkelijk vindt dat het een functie vervult in de vorm van een alternatieve hulpverlening, niet mag uitstellen. Het is onmo gelijk dit werk, dat zó beschikbaar, bereid en bereikbaar wil zijn, met één beroepskracht uit te oefenen. Ik ben helemaal niet bang dat de eigen identiteit van het J.A.C. daardoor van vraagtekens moet worden voor zien, het kan op die manier voor mijn gevoel juist meer een eigen iden titeit krijgen. Het is een groot verschil of men twee dan wel zestig be roepskrachten aan het werk heeft. Nogmaals, ik ben blij dat de subsidie er komt. Ik hoop dat punt 3 van het besluit, namelijk dat een eventuele rijkssubsidie zal worden afgetrokken, alleen betrekking heeft op dit jaar en dat deze regel het volgend jaar komt te vervallen. Ik hoop -- en ik zou te dien aanzien graag een toezegging willen hebben -- dat de gemeente, als deze sub sidie doorgaat, bereid is de subsidieregeling net als alle andere subsi dieregelingen zo toe te passen dat eenzelfde percentage waarmede het rijk subsidieert ook door de gemeente wordt gesubsidieerd. Het J. A. C. moet niet in een uitzonderingspositie komen te verkeren die voor mijn gevoel een verslechtering is ten opzichte van alle andere instellingen op hetzelfde gebied. Wat dat betreft hoop ik dus dat punt 3 van het be sluit alleen betrekking heeft op dit eerste jaar. Kunt u mij daar iets de finitiefs over mededelen? Wethouder MANS; Ik wil mij graag aansluiten bij de woorden van de heer America als hij zegt dat het praten over de voorwaarden op de ze manier een wat moeilijke aangelegenheid wordt. Ik heb in eerste in stantie heel duidelijk gezegd dat men van mening kan verschillen over de inhoud van de voorwaarden, die ten aanzien van andere instellingen worden gesteld. Nogmaals, ik verwijs naar het stapeltje dat voor mij ligt en ik geloof niet dat dit de juiste plaats is om daarover te praten. De afspraak die met het J.A.C. is gemaakt is heel duidelijk: daar, waar men in de onmogelijkheid verkeert -- omdat er van de kant van de ge meente geen financiële bereidheid is om een beroepskracht aan te stel len -- om aan een voorwaarde te voldoen, is het natuurlijk duidelijk dat er alleen van een richtlijn sprake is. Zo moet men het naar mijn over tuiging opvatten. De heer Jansen heeft gesproken over de bereidheid tot samenwer king als voorwaarde voor de subsidiëring van andere instellingen. Ik vind het een beetje moeilijk om daar nu op te reageren. Het lijkt mij op zich niet onredelijk, zeker niet na hetgeen ik in eerste instantie heb gezegd, maar het zou naar mijn gevoel wat ver gaan iets dergelijks onmiddellijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 165