17 JANUARI 1974
17
nen over de rijksdeelname. De minister schijnt daarvoor niet veel te
voelen, terwijl de Kamercommissie geen eensluidend standpunt heeft.
Ik meen echter dat er onder meer van de zijde van Breda de aandacht
op moet worden gevestigd dat het regering en parlement duidelijk moet
zijn dat het industrieterrein bij Moerdijk min of meer tot stand is geko
men door initiatieven van de centrale overheid. Terwijl het project in
onderzoek was, is de gemeente Breda niet bij het schap betrokken ge
weest en op grond daarvan menen wij dat de rijksoverheid meer dan ge
middelde verantwoordelijkheid voor dit project heeft.
In deze raad hebben wij de mening te kennen gegeven dat wij
iijksdeelname in het industriegebied Moerdijk op prijs zouden stellen.
Over de wijze waarop deze participatie zou moeten worden geregeld is
geen uitspraak gedaan en ik meen dat dat probleem op dit ogenblik ook
niet zo belangrijk is. De principevraag of rijksdeelname al dan niet te
verwachten is, staat centraal. Er is een gesprek met de minister van eco
nomische zaken aangevraagd maar voorzover ik weet heeft dat gesprek
nog niet plaatsgevonden. Als het schap het hierbij laat en alleen maar
afwacht of de minister tot een gesprek bereid is, zouden er onzes inziens
van de zijde van de gemeente Breda initiatieven genomen moeten wor
den om een concreet gesprek over de rijksdeelname op gang te brengen.
Gaarne zouden wij van het college, maar ook van onze vertegenwoordi
gers in het schap, de heren Van Loon en Broeders, persoonlijk een stand
punt over deze kwestie vernemen.
Tot slot nog een vraag over de financiële opzet van de begroting.
Verleden jaar hebben wij een cash-flow gehad waarin prognoses waren
opgenomen over de periode tot 1985. Als men daar de begroting 1974
uitlicht, levert vergelijking van deze beide stukken niet zo'n duidelijk
resultaat op. In de begroting voor 1974 worden enkele p. m. -posten ge
noemd, die echter in de cash-flow voor dat jaar met exacte bedragen
waren genoemd. Graag zouden wij vernemen wat wij hier eigenlijk mee
aan moeten; heeft de cash-flow nog betekenis of moeten wij afgaan op
de begrotingen die elk jaar gepresenteerd worden?
De heer JANSEN: Aan het eind van bijlage nr. 3 staat: "De com
missie voor de financiën uit uw raad heeft over dit voorstel geadviseerd".
Dit vind ik wel leuk, maar er staat niet bij hóé de commissie heeft ge
adviseerd.
Wethouder BROEDERS: De vraag van de heer Jansen kan zeer een
voudig beantwoord worden: de commissie heeft gunstig geadviseerd.
Naar aanleiding van de vragen van de heer Crul meen ik te moe
ten constateren dat de ontwikkeling van het industrie- en havenschap
Moerdijk door het college, het schapbestuur en de raad met enige zorg
wordt gevolgd. Ik geloof dat er bij ons geen misverstand is blijven be
staan over de constatering dat de ontwikkeling van het schap financië
le risico's inhoudt. De heer Crul heeft erop gewezen dat niet alleen het
bedrag dat in het schap wordt geïnvesteerd van belang is maar dat voor
al de vraag op welke termijn en tegen welke prijs men terreinen kan ver
kopen bepalend is voor het risico. Hieraan heeft de heer Crul de vraag
vastgekoppeld hoe de stand van zaken met betrekking tot de belangstel
ling voor het industrieschap is. In één van de laatste vergaderingen van
de commissie voor financiën heb ik inderdaad gezegd dat de belangstel
ling zich duidelijk in een stijgende lijn bewoog, aangezien het aantal
gegadigden in de bedoelde periode veel groter was dan in de periode
daarvoor. Ik moet erop wijzen dat de ontwikkelingen van dit ogenblik
in Nederland deze optimistische verwachtingen wellicht minder guns-