28 FEBRUARI 1974 187 sentativiteit van het projectteam, alsmede inzake de taak, de functie en de bevoegdheden van dit team op kortere en langere termijn. Uit gangspunt bij het bepalen van de taak en de wijze van functioneren van het team dienen de beleidsvoornemens van het college te zijn. Dit hoeft uiteraard niet in te houden dat men zich daaraan zó strikt dient te hou den, dat in overleg geen wijziging of aanvulling van die beleidsplannen tot stand zou kunnen komen. Het voorgestelde flexibele beleid dient voortdurend aangepast te kunnen worden. Ook over deze punten zal waar schijnlijk overeenstemming bereikt kunnen worden. Op korte termijn is er veel te doen. Ons is medegedeeld dat vele huidige bewoners graag in de Hoge Vucht willen blijven» Laten wij daar om gezamenlijk proberen hen daar nu en in de toekomst gelukkig te la ten wonen en leven. De heer CRUL: De PAK-fractie wil het onderwerp dat thans wordt besproken benaderen op grond van een algemeen standpunt dat door mij zal worden verkondigd, terwijl in de loop van de discussie de heer Span- jer zijn eigen inzichten met betrekking tot bepaalde onderdelen zal weer geven. Mevrouw Willems zal de onderwijsaspecten graag afzonderlijk be handelen. In september hebben wij het eerste resultaat van het onderzoek op papier gezien in de vorm van de toen gepubliceerde nota, die landelijk vrij veel belangstelling kreeg. De verdere ontwikkelingen in dezen zul len naar ik aanneem eveneens landelijk worden gevolgd, wellicht ter lering voor andere plhatsen. .De nota inzake de Hoge Vucht van decem ber 1973 is naar onze mening een voortzetting van het onderzoek dat in 1972 is ingesteld en vormt daarmee een samenhangend geheel. In Bre da heeft het eerste onderzoek met de nota in en buiten de raad reeds veel belangstelling ondervonden: de belangstelling van de raad kwam op nogal felle wijze tot uiting tijdens de discussie over de motie van de heer America op 15 februari 1973, Om te beginnen wil ik een opmerking van algemene aard maken. Voor ons als simpele raadsleden is het moeilijk de betekenis van de rap porten van wetenschapsbeoefenaars in te zien; de samenstellers van de ter tafel liggende rapporten zien wij inderdaad als wetenschapsmensen. In grote lijnen hebben de betrokken medewerkers van de gemeente ge tracht in voor ons begrijpelijke taal weer te geven welke feiten zij heb ben gevonden en welke ervaringen zij hebben meegemaakt. Dit heb ben zij in de rapporten duidelijk aan ons uiteengezet. Het onderzoek van 1972 heeft veel aandacht besteed aan de belevingservaringen van de burgers in de Hoge Vucht, die mijns inziens zeer moeilijk te meten zijn maar waarmee wij in onze kwaliteit van bestuurders toch iets zul len moeten doen. De conclusies uit het eerste onderzoek zijn dan ook van groot belang. De nota van 1973 neemt -- zo hebben wij het althans aan gevoeld -- afstand van het onderzoek van 1972, voornamelijk op grond van gegevens, verzameld aan de hand van meetbaar feitenmateriaal, een werkwijze waardoor de nota voor ons wat gemakkelijker te volgen is. Er blijft in zekere zin sprake van een steekspel van de ambtena ren die in de gemeente op dit wetenschappelijke terrein werkzaam zijn, waarmee wij in onze kwaliteit van bestuurders weinig kunnen beginnen. De benadering uit een oogpunt van belevingssfeer in het eerste onder zoek spreekt onze fractie wel aan. Als wij daarbij ook nog het oordeel van de bewoners en allerlei groeperingen over de wijk betrekken, lijkt het mogelijk na vergaande inspraak van de burgers plannen op te stel len om de leefbaarheid in de Hoge Vucht aan te passen aan de wensen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 187