18
17 JANUARI 1974
tig zouden kunnen maken, hetgeen overigens niet wil zeggen dat er
geen belangstelling is. Mijns inziens doet echter het klimaat voor de
investeringen op dit ogenblik op zijn minst enige terughoudendheid ver
onderstellen bij tal van degenen die in normale gevallen zouden inves
teren. De effecten van die ontwikkeling zijn op het ogenblik niet ge
heel vast te stellen. Overigens volgt het bestuur van het industrieschap
de ontwikkeling, waarbij wordt geprobeerd onderhandelingen die met
gegadigden gevoerd kunnen worden zo positief mogelijk te doen verlo
pen. Over de gevolgen van de genoemde ontwikkeling zou ik geen voor
spelling durven te doen.
Ik weet niet of ik hier namens de Bredase vertegenwoordigers kan
zeggen hoe wij denken over de verantwoordelijkheid van het rijk met
betrekking tot het industrieschap, maar mijn persoonlijke mening, die
ook bij het schapbestuur bestaat, is dat de rijksoverheid inderdaad een
belangrijke verantwoordelijkheid heeft, omdat de ontwikkeling van het
schap in het verleden duidelijk door het rijk is gestimuleerd en mede op
instigatie van het rijk tot stand is gekomen. Mijns inziens valt daaruit
een zekere verantwoordelijkheid voor het rijk af te leiden. Op dit punt
kan ik de opvatting van de heer Crul onderschrijven; naar mijn mening
heeft de rijksoverheid een zekere verantwoordelijkheid, gezien de ont
wikkeling van dit industrieterrein.
Niet alleen met het ministerie van economische zaken maar ook
met het ministerie van binnenlandse zaken worden gesprekken voorbe
reid. Wij zouden het enigszins vreemd vinden als de rijksoverheid niet
op het verzoek om gesprekken zou ingaan en wij verwachten dan ook dat
deze binnen enkele maanden zullen plaatsvinden. Naar mijn opvatting
zou Breda er verstandig aan doen deze gesprekken af te wachten, waar
bij de raad weet in welke richting de opvattingen gaan, namelijk in de
richting van de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid. Nadat de ge
sprekken zijn afgerond en wellicht tot standpuntsbepaling hebben geleid,
is misschien een initiatief van Bredase zijde nuttig, maar ik meen dat
dit het best beoordeeld kan worden, zodra wij hierin wat meer inzicht
hebben. Het schapbestuur verkeert evenals het gemeentebestuur in de
enigszins merkwaardige positie juist uit de krant vrij veel informatie te
hebben gekregen; het lijkt mij correct deze te verifiëren bij de betrok
ken ministers.
Het voorafgaande moge dienen als antwoord op de tweede vraag van
de heer Crul, die betrekking had op onze opvatting over rijksdeelname.
Vervolgens iets over de financiële opzet. Eigenlijk behoeft de cash
flow regelmatig bijstelling, maar aangezien deze bijstelling niet heeft
plaatsgevonden, is de cash-flow die destijds gepresenteerd is niet aange
past aan de ontwikkelingen. Overigens kan ik, zoals ik ook in de commis
sie voor financiën heb gedaan, mededelen dat binnen enkele maanden de
volledige kostenopzet verwacht mag worden, met daarin een prognose
betreffende de uitgifte van terreinen. In een eenvoudiger stuk dan de
mijns inziens vrij ingewikkelde cash-flow zal inzicht worden gegeven
in hetgeen wordt verwacht en ook die prognose zal naar mijn overtuiging
jaarlijks moeten worden bezien, Het lijkt dienstig dat in toekomstige be
grotingsperioden deze opzet mede ten grondslag ligt aan de begroting.
Op die manier zou een en ander op duidelijker en eenvoudiger wijze
aan de deelnemers gepresenteerd kunnen worden; het ligt dan ook in de
bedoeling zo te werk te gaan.
De heer CRUL; De wethouder is nogal voorzichtig met zijn infor
matie over de gegadigden. In de commissie ging hij op dezelfde wijze
te werk, omdat naar zijn mening op dit punt vertrouwelijk gehandeld