196 28 FEBRUARI 1974 Uit het voorafgaande vloeit tevens voort dat de bewoners dui delijk moeten zijn in hun opdracht aangaande te gebruiken ruim te. Wat betekent dit alles nu voor de Hoge Vucht? Heeft de daar bestaande onvrede met de woonsituatie te maken met het niet of niet genoeg in bezit kunnen nemen van de ruimte? Zo ja, bestaan er dan middelen om dat te verbeteren? Bijvoorbeeld: ligt een park aan de rand van de wijk in het spanningsveld van "wonen" in de zin van spelen, buiten zijn of erbij horen? Ligt een vierbaansweg door een wijk in het spanningsveld van het zich verplaatsen van bijvoorbeeld huis naar winkel of onderbreekt zij juist die functies? Bestaat er een relatie tussen het wonen op de zesde verdieping en een speelveld in de buurt? Als men vindt dat de bewoners zelf hun ruimte moeten kunnen gebruiken, of beter gezegd: voor gebruik gereed zouden moeten kunnen maken, is het duidelijk dat zij er zelf bij betrokken moeten zijn. Dit geldt eigenlijk voor alle onderwerpen die in de nota aan de orde komen, waarbij ik denk aan de speel- en hobbyruimten, het groen in de wijk, de sport accommodatie, de samenlevingsopbouw en het gezondheidscentrum. Om die reden ondersteunen ook wij de gedachten aangaande de in stelling van een projectteam, van waaruit naar ons inzicht de ge dachten over een beter gebruik van de ruimte geconcretiseerd kun nen worden, zowel door bewoners als door mensen zich tot nu toe hebben beziggehouden met de Hoge Vucht en door personen uit gemeentelijke kringen. In de nota voert het college de werkgroep "primaire stoffering" op en dit geeft mij in hoge mate het gevoel dat weer vanachtei de schrijftafel en van bovenaf iets wordt ge regeld, wat door de mensen niet wordt beleefd als behorend bij de woonsituatie en vaak ook niet wordt gebruikt. Mijn conclusie is dat wij niet alleen voor de toekomst maar ook nu met een herwaardering van bestaande wijken zoals de Hoge Vucht moeten beginnen en dat daarbij "wonen" in de ruimste zin centTaal moet staan. Op grond daarvan ondersteun ik de denkbeelden die de heer Crul in zijn amendement heeft weergegeven. Mijns inziens moeten de beleidsconclusies vanavond niet door de raad worden vastgesteld; zij dienen daarentegen te worden doorgegeven aan het projectteam. Overigens is het ook voor ons volstrekt duidelijk dat aangaande het projectteam nader preadvies door het college zal moeten worden uitgebracht. Het lijkt mij noodzakelijk dit team op zo kort mogelijke termijn te formeren en te overwegen of niet -- vooral in het begin -- deskundige begeleiding aangetrokken zal moeten worden om het denken over het wonen in de wijk in an dere banen te helpen leiden. De heer SPANJER; De heer Crul heeft vanavond al even iets ge zegd over de grenzen die door mij worden gesteld aan de opschorting van de voltooiing van de Hoge Vucht en over het respecteren van reeds genomen besluiten en van in het geding zijnde belangen dat daarbij geboden is. Daarnaast zou ik enkele andere opmerkingen willen maken. In de vergadering van diverse commissies op 15 februari heb ik vrij veel opmerkingen over het eerste en het tweede rapport ge maakt. Ik ben niet van plan daar weer op in te gaan, maar ik zou enkele conclusies willen noemen die ik heb getrokken.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 196