202
28 FEBRUARI 1974
De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. Het is de bedoeling
dat van de kant van het college allereerst het woord wordt gevoerd door
de heer Van Dun» Vervolgens zullen ook de heren Broeders» De Raaff en
Mans namens het college een bijdrage verzorgen,
Wethouder VAN DUN: Men sta mij toe alvorens over te gaan tot
een reactie op de gehouden betogen enkele algemene opmerkingen te
maken over de Hoge Vucht-nota, waarbij ik misschien ook even in de
geschiedenis zal duiken»
Mijn antwoord spreek ik uit in een dubbele functie, in de eerste
plaats de functie van coördinator van de kant van het college van de
activiteiten die zich hebben afgespeeld met betrekking tot de nota "Ho-
'ge Vucht", in de tweede plaats de functie van portefeuillehouder van
ruimtelijke ordening en openbare werken»
Een tweede opmerking vooraf is de volgende» Verscheidene spre
kers hebben dank betuigd aan degenen in het ambtelijke apparaat die
raad en college hebben voorzien van de veelheid van cijfers die hun in
staat stelt de situatie in de Hoge Vucht op haar juiste merites te beoor
delen» Bij de uitgesproken dank wil ik mij namens het college bijzon
der graag aansluiten» Het is het college een behoefte in het bijzonder
het redactieteam dat zich heeft beziggehouden met de Hoge Vucht -
nota en de bijlagen te bedanken voor de meer dan uitzonderlijke inzet»
Ik vermeld .in dit verband de namen van de heren Alkemade en Snel-
der van de afdeling stadsontwikkeling, de heer Van Oers van het bu
reau welzijnszorg en in zeer belangrijke mate de heer Perré van de
G» G» en G» D. die de eindredactie heeft verzorgd»
Ik. ga vervolgens over naar de problematiek van de Hoge Vucht»
In de raad is reeds opgemerkt dat in 1971 de toenmalige werkgroep
huisvesting zich tot het college, wendde met het verzoek de sociografi
sche dienst op te dragen een onderzoek in te stellen naar de relatie tus
sen de "woonsatisfactie" in de Hoge Vucht en de door de betrokkenen
in de Hoge Vucht gesignaleerde psychosomatische klachten» Het initia
tief van de werkgroep huisvesting heeft het. college toen graag onder
steund en het is de raad bekend dat b» en w» de sociografische dienst
de opdracht hebben gegeven op basis van de eerder omschreven vraag
stelling een onderzoek in te stellen» De vraagstelling en de formule
ring van de doelstellingen van het rapport van de sociografische dienst
zijn met belanghebbenden van de werkgroep huisvesting besproken en
het onderzoek is in gang gezet»
Het onderzoek heeft geleid tot de verschijning van het rapport van
de sociografische dienst met de titel "Een onderzoek naar de leefbaar
heid in een nieuwe stadswijk", dat -- met bijlagen -- eind 1972 is ver
schenen» Voor alle duidelijkheid is het naar ik meen de moeite waard
te vermelden dat het college zich op voorhand had verbonden het rap
port zonder commentaar of preadvies rond te zenden met de vraag er
een oordeel over uit te spreken» In september/oktober 1972 is dat ge
beurd: toen het rapport was verschenen, is het toegezonden aan een
veelheid van instituten en groeperingen in de stad die bezig zijn en wa
ren met de problematiek van de Hoge Vucht» Er zijn vervolgens bespre
kingen gehouden waarbij de bedoelde groeperingen aanwezig zijn ge
weest en waarbij men is uitgenodigd zijn commentaar en visie aangaan
de het rapport aan b» en w. kenbaar te maken» Wij hebben een bepaal
de termijn afgesproken en binnen deze termijn -- ook wel erna -- zijn
vele reacties binnengekomen die men alle vermeld ziet in de bijlagen
bij de hoofdstukken 1 en 2 van de Hoge Vucht-nota»
Op dat ogenblik kwam er ook intern bij de gemeente een proces
op gang dat leidde tot activiteiten op zeer multifunctionele basis, met