206 28 FEBRUARI 1974 ge Vucht, waarover geen onduidelijkheid moet blijven bestaan, In dit verband baseert het college zich op dezelfde argumenten als zijn gebruikt in februari 1973, toen werd gesproken over de conti nuïteit in de sociale woningbouw en over randbebouwing van de Hoge Vucht als enige plaats waar deze continuïteit op korte termijn kan wor den zeker gesteld, B. en w, stellen zich op grond daarvan op het stand punt dat de bouw van de vijf torenflats -- iedereen weet dan naar ik aanneem waar ik over spreek -- oftewel de voorgenomen bebouwing vol gens het bestemmingsplan aan de westzijde van het winkelcentrum Ho ge Vucht doorgang moet vinden. De raad zal op korte termijn een voor stel ontvangen teneinde medewerking te verlenen aan de financiële steun terzake van de sociale woningbouw; een voorbereidingsbesluit om een en ander met het oog op de ruimtelijke ordening mogelijk te ma ken is reeds genomen. De plannen staan "in de startblokken" en de al gemene woningbouwvereniging Breda wenst de vijf torenflats te bouwen. Met betrekking tot de voltooiing van het winkelcentrum Hoge Vucht zijn diepgaande indringende onderhandelingen met alle partici panten gaande, waarbij wordt gestreefd naar een oplossing die in over eenstemming is met hetgeen in de Hoge Vucht-nota is gesignaleerd en met de behoeften die in Breda blijken te bestaan. In dit verband deel ik de raad mede dat de gedachten van het college de volgende richting uit gaan; aan de oostzijde van het winkelcentrum zijn 226 woningen door de algemene woningbouwvereniging gebouwd en in het verlengde daarvan acht het college het niet verstandig de hoge woonbebouwing voort te zetten. Het onderhavige terrein is aangeboden aan de Plebaan van der Madenstichting teneinde daar -- en niet aan de Philips Lamme- kensstraat -- de bejaardenvoorziening te situeren waarover wij in de raad meermalen hebben gesproken. Hierdoor wordt mijns inziens tege moetgekomen aan bezwaren die ook in de gemeenteraad waren gerezen. Aan de noordelijke zijde van het winkelcentrum waren aan de Zandhovenstraat meergezinshuizen geprojecteerd, waarvan het college de bouw evenwel ook niet als zinvol beschouwt, zodat op het ogenblik de gedachten ernaar uitgaan ter plaatse twee kantoorpanden te situeren. Daartoe zijn mogelijkheden aanwezig, In de Hoge Vucht-nota kan men lezen dat wij door het introduceren van enkele werkgelegenheidsobjec- ten in deze yvijk een bijdrage kunnen leveren aan de diversiteit die de monotonie zou moeten doorbreken. Het lijkt mij terecht dat de raad van de voorafgaande gedachten kennis neemt. Een en ander houdt in dat wij het niet eens zijn met de opmerking van de heer Crul dat de verdere bouw van flats in deze wijk uit den boze zou zijn. Mijns inziens hebben college en raad meer ver plichtingen dan uitsluitend het achterwege laten van iets; ook ten aan zien van de sociale woningbouw hebben wij een bepaalde taak opgedra gen gekregen. De heer Crul heeft gezegd dat wij plannen moeten ontwerpen om de keus tussen eengezins- en meergezinswoningen ook voor ouders van één kind -- anders dan in de nota is geïndiceerd -- mogelijk te maken. In dit verband grijp ik terug op een opmerking die ik al eerder heb ge maakt. Ik heb respect voor deze mening van de heer Crul, maar ik meen dat men zijn uitgangspunt niet kan hanteren, aangezien men het in de huidige situatie in Breda niet kan verwezenlijken. Wij beschikken niet over voldoende mutaties en niet over de mogelijkheden om ouders van één kind in dezen de vrije keuze te laten. Het getuigt mijns inziens van meer eerlijkheid als wij dit duidelijk vaststellen dan als wij naar buiten de indruk wekken dat deze keuzevrijheid in Breda werkelijk zou bestaan. Voorts heeft de heer Crul gevraagd of het mogelijk is bepaalde straten voor het verkeer af te sluiten om speelstraten te creëren. Zijn

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 206