28 FEBRUARI 1974 207 opmerking hierover acht ik terecht. Waarschijnlijk is hij er niet van op de hoogte dat in twee gevallen in overleg met de wijkbewoners een der gelijke maatregel wordt nagestreefd. Een voortzetting van deze gedrags lijn zal onderwerp van bespreking kunnen zijn voor de projectgroep waar over is gesproken. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Crul over het toewijzingsbeleid heb ik mij naar ik meen duidelijk uitgelaten. Vervolgens wil ik iets opmerken over het projectteam. Vooruitlo pend op de conclusies aan het eind van mijn betoog wil ik opmerken dat b. en w, de instelling van een projectteam positief willen benaderen. In dit verband wil ik op de volgende aspecten wijzen. Zoals men weet is de gedachte van een projectteam aangedragen door groeperingen uit de Ho ge Vucht en door de stedebouwkundige adviesraad. Beide partijen zijn daarbij van mening dat de gemeente moet participeren en haar eigen regels moet opstellen met betrekking tot de verantwoordelijkheid en de wijze van functioneren. De stedebouwkundige adviesraad is daarbij even wel als ik het goed heb begrepen van mening dat de gemeente moet deel nemen aan activiteiten van het projectteam die tot doel hebben de uit voering van de beleidsvoornemens van hoofdstuk 5 te begeleiden, terwijl de eerder genoemde groeperingen in de Hoge Vucht een ruimere visie hebben. Wat is nu de opvatting van b. en w. in dezen? Ik geloof dat ik twee vragen tegelijkertijd beantwoord wanneer ik daarover het volgende opmerk. Vanavond wordt aan de raad voorgesteld enerzijds de nota voor kennisgeving aan te nemen en anderzijds de be leidsvoornemens te onderschrijven, waarbij met "onderschrijven" wordt bedoeld dat de raad instemt met de strekking van de voornemens. B. en w. zijn van mening dat de raad geroepen is tot besluitvorming en dat het de raad niet zou ontsieren als hij instemming met de strekking van de beleidsvoornemens zou betuigen. Dat overigens de advisering over de uitvoering van deze voornemens wordt overgedragen aan de project groep is voor het college geen enkel probleem. Evenmin is het bezwaar lijk wanneer de in te stellen projectgroep méér beleidsvoornemens aan het college zou adviseren. B. en w. hebben echter wel de vooropgezet te bedoeling dat de raad vanavond meer doet dan de beleidsvoornemens alleen voor kennisgeving aan te nemen. De instelling van de projectgroep kan onzes inziens geen blind avontuur zijn. Het college en het ambtelijk apparaat kunnen pas aan de werkzaamheden van de groep deelnemen, als er -- zoals naar ik meen ook de heer Van Loon heeft gezegd -- duidelijkheid bestaat over de taak van de projectgroep, die naar onze mening adviserend is: de groep brengt een openbaar advies aan het college van burgemeester en wethouders uit. Een tweede voorwaarde is dat er uitgebreid over de samenstelling van de projectgroep zal moeten worden gesproken, zodat deze werkelijk repre sentatief is voor de bevolking van de Hoge Vucht. Bovendien zal gespro ken moeten worden over de vraag waarmee men zich gaat bezighouden: het project, dat naar de mening van het college onder meer zou moeten bestaan uit de beleidsvoornemens die de raad vanavond zou moeten on derschrijven en die om advisering ter uitvoering aan de projectgroep zouden moeten worden voorgelegd. De heren Nihot en Sandberg en mevrouw Van Nes hebben gevraagd of over de instelling van de projectgroep een preadvies aan de raad kan worden uitgebracht. Het college acht dat niet mogelijk, aangezien niet het college de projectgroep instelt doch is uitgenodigd door vertegen woordigers van de Hoge Vucht tot deelname aan de groep. Uitgaande van deze participatiegedachte ontwikkel ik enkele voorwaarden op grond waarvan wij bereid zijn mee te doen. Ik geloof niet dat wij de pretentie moeten hebben dat het college de projectgroep instelt, maar dat wij, omdat wij zijn uitgenodigd, op basis van voorwaarden die in overeen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 207