28 FEBRUARI 1974
211
leiding is op dit gebied suggesties aan de schoolbesturen te doen. Graag
zou ik aard en omvang van de moeilijkheden willen kennen, zodat wij
in voorkomende gevallen een bemiddelende rol kunnen vervullen. Meer
kunnen wij ten aanzien van scholen die niet door het gemeentebestuur
worden bestuurd niet doen. Als de heer Crul mij wil inlichten, wil ik
hem graag toezeggen dat ik een en ander nader zal onderzoeken.
Naar aanleiding van het betoog van mevrouw Willems kom ik in
de verleiding een beschouwing over het gehele onderwijs te houden. Ik
vind het verheugend dat de PAK-fractie het onderwijs van belang acht.
Mijns inziens delen college en raad die opvatting, zoals blijkt uit het
bedrag dat jaarlijks wordt toegelegd op de normuitkering van de rijks
overheid voor het onderwijs. Ik schat dit bedrag voor dit jaar op onge
veer 2,6 miljoen. Misschien vormen de discussies op niveau in de
Tweede Kamer aanleiding tot een belangrijke verbetering in dit opzicht,
want bij het onderwijs maakt weliswaar geld niet alles goed maar men
heeft wel geld nodig om allerlei dingen te doen. Hierop kom ik straks
in ander verband nog even terug.
Omdat mevrouw Willems nu uitgerekend bij de behandeling van
het onderwijs spreekt over de "defensieve teneur" van de nota, wil ik
daarover op grond van mijn eigen ervaring iets opmerken, In de nota-
Wisselaar wordt geconstateerd dat een groot aantal kinderen leermoei
lijkheden en achterstand in het onderwijs heeft, In de nota-KIM wordt
gezegd dat in bepaalde gebieden van de Hoge Vucht schoolachterstan-
den bij de lagere school-jeugd kunnen worden geconstateerd. De oor
zaken zijn verschillend; bij Wisselaar is de oorzaak blijkbaar te vinden
in de relatief homogene arbeidersbevolking, terwijl in de nota-KIM wordt
gesproken over de waardering van de leefbaarheid van het woonmilieu.
Toen deze publikati.es verschenen, was ik aanwezig bij de opening van
een kleuterschool in de Hoge Vucht, namelijk aan de Molstraat, De si
tuering van deze kleuterschool is van dien aard, dat de integratie van
kleuter- en basisonderwijs daar in de toekomst een feit zou kunnen wor
den, Nu was het geval dat leerkrachten, oudercomité's etc, irritatie
vertoonden over de opmerkingen die in de genoemde rapporten stonden.
Men was geïrriteerd omdat men van mening was dat juist in de Hoge
Vucht het onderwijs met nieuw élan en op moderne wijze werd verzorgd.
Ik heb toen in het openbaar gezegd dat, indien er klachten zouden
zijn en achterstanden bij het onderwijs in de Hoge Vucht geconstateerd
zouden worden, een onderzoek zou moeten worden ingesteld, en wel om
twee redenen. Als namelijk zou blijken dat er inderdaad niet te verant
woorden achterstanden of tekorten bestaan, moet men, ook al werkt men
met de beste bedoelingen en met groot enthousiasme in het onderwijs,
voor de constatering van die achterstanden open staan. Wanneer er maat
regelen genomen kunnen worden, moet men dat dan ook doen. Dit heb
ik toen in het openbaar gezegd. Mocht evenwel blijken dat de consta
tering van achterstanden minder gemotiveerd was dan het zich aan de
hand van de rapportage liet aanzien, dan is ook de signalering daarvan
met betrekking tot degenen die in het onderwijs werken en er hun beste
krachten aan geven een zaak van rechtvaardigheid. Op basis van de sig
nalering zijn door diverse instanties onderzoekingen verricht.
Het onderwijs is een bijzonder moeilijk geheel dat niet losgemaakt
kan worden van de algehele problematiek. Het is namelijk geen zaak al
leen van de Hoge Vucht. Bij het onderwijs van vandaag zien wij een ver
schuiving in de doelstelling, waarin naast de kennisoverdracht de creatie
ve vaardigheid en het maatschappelijk functioneren duidelijker naar vo
ren komen. Wij zijn overal bezig nieuwe inhoud aan het onderwijs te
geven. Er is een proces aan de gang dat naar mijn overtuiging nog jaren
in beslag zal nemen en dat zelfs niet alleen door het onderwijs zal kun-