28 FEBRUARI 1974 213 kostigen. Men weet dat wij al meer dan eens hebben gevraagd om rijks subsidie, Kort geleden hebben wij nog een gesprek op het ministerie ge voerd, Op 13 maart zullen wij met minister Van Kemenade over deze subsidieaanvraag spreken. Liever nog dan de sfeer van de debatten in de Tweede Kamer zou het mij zijn als minister Van Kemenade van oor deel zou zijn dat Breda op de goede weg is en rijkssubsidie zou verstrek ken, Dit vind ik het allerbelangrijkste dat op dit gebied zou kunnen ge beuren. Hierbij zou ik het willen laten, nadat ik nog heb opgemerkt dat de ontwikkeling van de scholen in Wisselaar en de Geeren-Noord even als die van tal van andere scholen natuurlijk nauwlettend gevolgd moet worden. Wethouder DE RAAFF: De heer Crul heeft met betrekking tot het woonwagencentrum een vraag gesteld en een suggestie gedaan. Hij heeft gevraagd of na de mededelingen die de wethouder van sociale zaken op diverse plaatsen heeft gedaan nog recente gegevens kunnen worden ge meld. Deze vraag dient ontkennend te worden beantwoord: wat ons be kend is en wat wij hebben gedaan, staat in de nota. Het enige wat ons nog te doen stond was naar ons inzicht het schrijven van een brief naar de mi nister, Het is de heer Crul bekend dat in de woonwagenwet staat dat el ke gemeente verplicht is standplaatsen aan te wijzen voor woonwagenbe woners. Vervolgens wordt in de wet bepaald dat de gemeenten dit in on derling overleg kunnen regelen. Dat is gebeurd: jarenlang is er naar toe gewerkt -- ook van bovenaf -- dat er grote regionale kampen zouden ko men. Een dergelijk kamp is in Breda tot stand gekomen, maar nader hand is gebleken dat ook de grote regionale kampen niet het summum van welzijnsbevordering voor de woonwagenbewoners opleveren. Inmid dels zijn dergelijke grote kampen echter wel gevormd, terwijl volgens de wet geen enkele gemeente verplicht is tot medewerking aan het op splitsen van de grote regionale kampen. Ik streef een opsplitsing van het grote kamp in diverse kleinere kampen na, maar daartoe zal de wet die nen te worden veranderd. De mededeling van de minister in zijn circu laire van 19 september dat hij thans ook kleinere kampen wil financie ren is niet voldoende om deze kleinere kampen ook te realiseren. Om die reden hebben wij een brief aan de minister geschreven waarin wij instemming hebben betuigd met zijn nieuwe nuancering van het beleid en voorts te kennen hebben gegeven dat verdere stappen moeten worden genomen, zodat van rijkswege aan gemeenten de plicht kan worden op gelegd om kleinere kampen toe te laten. Over dit onderwerp hebben wij uitvoerig overleg gepleegd met alle betrokken gemeenten, maar daarbij is, zoals ik ook in de commis sie heb gezegd, gebleken dat van die gemeenten nauwelijks of geen me dewerking te verwachten is in de vorm van het vrijwillig stichten van kleinere woonwagenkampen. De heer Crul heeft voorts gevraagd of het geen zin heeft met de bewoners in overleg te treden. Dit hebben wij overwogen in het bestuur van het woonwagencentrum en de conclusie was dat wij niet met lege handen bij de woonwagenbewoners kunnen aankomen. Als wij met de betrokkenen gaan praten en vragen of zij ervoor zouden voelen in een huis te gaan wonen of hun wagen ergens anders neer te zetten, is de eerste vraag waar zij dan naar toe moeten of wat wij te bieden hebben. Daarbij sta ik dan echter met lege handen, aangezien ik noch een an dere standplaats noch huizen kan aanbieden. Ik zie dan ook niet in wel ke zin een dergelijk overleg op dit ogenblik zou kunnen hebben voor de verwezenlijking van het doel dat de heer Crul en ik beiden nastreven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 213