214 28 FEBRUARI 1974 De heer Sandberg -- bijgevallen door de heer Nihot -- heeft iets gezegd waarmee ik het niet eens kan zijn. Hij heeft het enthousiasme van het college voor het oprichten van wijkgezondheidscentra enigszins willen mitigeren. De ervaringen elders zijn naar zijn zeggen niet allen positief en dat is zonder meer waar. Vandaag heb ik dit nog getracht na te gaan; er zijn niet veel wijkgezondheidscentra in Nederland, maar waar zij wel zijn functioneren zij verre van optimaal. Dit houdt in dat wij op dit punt zeer voorzichtig moeten zijn. Bovendien heb ik uit vakkrin gen vernomen dat bij de gezondheidscentra kanttekeningen worden ge plaatst, hoewel nog niemand een beter alternatief heeft kunnen construe ren. Op grond daarvan meen ik dat wij niet moeten nalaten toch naar de totstandkoming van wijkgezondheidscentra te streven. Overigens meen ik dat de heer Sandberg niet heeft gezegd dat wij daarnaar nfet zouden moeten streven, maar dat wij moeten oppassen voor de nadelen die aan deze centra verbonden kunnen zijn in verband met de privacy. Wij kennen in Nederland inderdaad de vrijheid van artsenkeuze. In dit verband wijs ik erop dat artsen in heel Breda in de Hoge Vucht hun patiënten hebben. De behandeling van patiënten in de Hoge Vucht is niet voorbehouden aan artsen uit de wijk zelf: op dit gebied bestaan werkafspraken. Deze privacy zal inderdaad gehandhaafd moeten blijven. Gesprekken die ik heb gevoerd met het bestuur van de huisartsenvereni gingen geven mij weinig hoop op de totstandkoming van een wijkgezond heidscentrum.in Breda-Noordop korte termijn. Van interesse is mij niet gebleken. De gedachten gaan uit naar mogelijkheden bij een eventueel totstandkomen van een woonwijk in de Haagse Beemden. Wethouder MANS: Graag zal ik in het kort iets opmerken over het hekwerk om het sportpark. Het college heeft de gedachte van het open sportpark zeker niet verlaten. De zinspeling op de mogelijkheid een hek om het park heen te zetten is slechts ingegeven door de constate ring dat de gebruikers in overleg met mij uitdrukkelijk het verzoek heb ben gedaan dat een hekwerk zou worden geplaatst. Ik kan mij voorstel len dat de heer Crul daar niet gelukkig mee is. Een soortgelijk geluid was te horen in de commissievergadering inzake de Hoge Vucht en in de commissievergaderingen op het gebied van jeugd en sport. De heer Crul heeft gevraagd of het niet mogelijk is te streven naar overleg met alle betrokkenen. Mijns inziens zou men tegenover deze suggestie zeker niet afwijzend moeten staan. De formulering in hoofdstuk 5 van de nota luidt "een eventuele afscheiding". Ik stel mij voor dat ook in dezen het advies van het projectteam van groot belang kan zijn. Aan de ande re kant wil ik er op wijzen dat van de zijde van de gebruikers van het sportpark op een hek is aangedrongen. De heer Sandberg heeft gevraagd of een hek nu de oplossing zal bieden. Dat is natuurlijk niet het geval, maar de heer Sandberg heeft niet gezegd hoe het dan wel moet, terwijl de heer Crul tenminste nog een mogelijkheid heeft aangegeven. De heer Sandberg heeft mij voorts verweten een toezegging inza ke het multidisciplinair gebruik van accommodaties die ik twee jaar ge leden gedaan zou hebben niet te zijn nagekomen. Ik heb niet kunnen nalaten het mapje "toezeggingen, nog niet afgedaan, aan de raad" bo ven uit de leeskamer te halen. De enige toezegging van mijn kant die zich daarin nog bevindt is de volgende: "Met het bureau voorlichting zal door mij worden overlegd in samenwerking met de dienst voor jeugd en sport om in "Indruk" op te nemen een overzicht van gymnastiekza len, het gebruik en de kosten hiervan". Het is mij een raadsel wat dit met multidisciplinair gebruik van accommodaties te doen heeft. Mis schien mag ik het mapje met toezeggingen van de heer Sandberg eens

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 214