218 28 FEBRUARI 1974 licht kan daarop nog worden teruggekomen bij de begrotingsbehandeling. Het belangrijkste punt wordt gevormd door het amendement van de meerderheid van de PAK-fractie en het standpunt van het college over het projectteam. In de loop van het debat is onze oorspronkelijke indruk enigszins veranderd. Ik heb duidelijk gevraagd of de thans voorgestelde constructie te vergelijken is met de ambtelijke bijstand die in het geval van de Gildewijk is verstrekt. Dit blijkt niet het geval te zijn: de onder havige participatie gaat verder. In ieder geval zal het projectteam wor den samengesteld door groeperingen uit de Hoge Vucht en het zal van de doelstellingen van dit team afhangen of het college al dan niet aan de werkzaamheden zal deelnemen. Wij hebben hierover andere ideeën,, vooral omdat het college in de nota verwijst naar wijkraden. Een wijk raad zou een van de mogelijkheden kunnen vormen om de bevolking van de Hoge Vucht beter bij de gang van zaken te betrekken. In de no ta wordt opgemerkt dat over een wijkraad verschillend wordt gedacht en dat wij daar nog niet aan toe zijn. Het projectteam bood nu naar wij menen de mogelijkheid een tussenoplossing te creëren, teneinde grote re inbreng en participatie van de bevolking tot stand te brengen. Thans hebben wij de indruk dat de projectgroep weliswaar iets kan betekenen, maar dat ook het averechtse effect bereikt kan worden dat de bevolking zich toch weer niet bij de gang van zaken betrokken voelt. Onze gedachten gaan in dit verband eerder uit naar een commissie ex artikel 61 die de duidelijke taakopdracht krijgt regelend op te treden in de uitvoeringsfase. Daarbij wordt ingevolge artikel 61 directe deel name van de bevolking aan de besluitvorming mogelijk. Evenals de heer Sandberg denken wij in de richting van een preadvies, doch dan in een iets andere geest. Het lijkt ons gewenst dat het college een preadvies uitbrengt over de samenstelling van het projectteam, waarin volgens de visie van de STAR en de andere betrokken groeperingen gaan deelnemen: de gemeentelijke overheid, de bewoners, de groeperingen en wellicht nog andere instellingen. Als men dit op grond van artikel 61 zou kun nen verwezenlijken, zou men in de taakstelling en samenstelling kunnen inbrengen wat de groeperingen zich daarvan voorstellen» In afwachting van het antwoord van het college op dit punt willen wij ons amendement handhaven, met de bedoeling dat het initiatief tot de samenstelling van het projectteam wordt genomen door het college. Indien dit niet het geval is, zullen wij ons over het amendement moeten beraden. De VOORZITTER: Ik neem aan dat dit ook betrekking heeft op het tweede punt van uw amendement. Ik heb begrepen dat het gehele amendement opnieuw bij uw fractie in discussie zou komen om daarover een nieuwe uitspraak te doen. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik word geplaagd door een innerlijk conflict, want ik heb de behoefte nog zeer lang over allerlei aspecten te spreken. Uit uw woorden, mijnheer de voorzitter, heb ik evenwel be grepen dat dit niet gewenst is. Ik ben van oordeel dat de discussie van vanavond zich heeft bezig gehouden met dingen die door het college van b. en w. in de nota aan de orde zijn gesteld, terwijl eigenlijk in het geheel niets is gezegd over de oorzaak van de nota, namelijk het rapport van de sociografische dienst dat voor mij altijd nog de aanleiding tot de discussie van vanavond vormt. Mijns inziens hadden wij daarover in de eerste plaats moeten spreken en had daarop de "discussie over leven en wonen" moeten vol gen. Beide aspecten zijn nauwelijks aan de orde geweest en dat betreur ik in hoge mate. Een verklaring daarvan is onder andere te vinden in de opzet van de nota van het college» In eerste termijn heb ik er al op ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 218