221
28 FEBRUARI 1974
stedebouwkundig oogpunt wordt geredeneerd en te weinig op grond van
het wonen als maatschappelijke functie. Daarover had ik graag willen
spreken en ik meen dat dit ook wel mogelijk geweest zou zijn, maar
wellicht frustreer ik daarmee de voorzitter te veel in zijn vergaderorde.
De VOORZITTER: U frustreert mij niet maar u doet mij wel een
groot genoegen als het nu niet meer hoeft te gebeuren.
De heer AMERICA: Ik geloof niet dat ik eraan ontkom een soort
"dagsluiting" te houden. Aan het einde van deze discussie van de kant
van de raad heb ik er behoefte aan mijn gevoelens weer te geven, zodat
De Stem daar weer gebruik van kan maken door over een "emotioneel
verhaal" te schrijven. Mijn gevoelens komen er op neer dat ik moet
constateren dat ik de discussie van vanavond knap waardeloos vind, om
dat ik de indruk heb dat wij er ook vanavond weer in geslaagd zijn ons
voortdurend bezig te houden met details, terwijl wij op geen enkele ma
nier zijn doorgedrongen tot de werkelijke fundamentele oorzaken die
ten grondslag liggen aan de problematiek, die ik waarschijnlijk anders
waardeer en taxeer dan vele anderen. Het zou mij een waar genoegen
zijn geweest als wij in staat waren geweest samen te zoeken naar de wer
kelijke oorzaak, maar dat is blijkbaar niet mogelijk; ik heb nog meer
de indruk dat het niet m5g.
Mijn visie gevend op de drie voorstellen die het college doet, merk
ik het volgende op. Jammer genoeg kan ik de nota niet voor kennisge
ving aannemen, omdat ik persoonlijk van mening ben dat de tweede no
ta verre van objectief is en een bijzonder defensief karakter draagt. He
laas moet ik op grond van mijn kennis van zaken vaststellen dat de no
ta naar mijn mening zeer onwetenschappelijk is op verscheidene punten,
zodat ik niet akkoord kan gaan met het voor kennisgeving aannemen van
deze nota.
Ten aanzien van de beleidsvoornemens het navolgende. Als iemand
bereid is de ons aangeboden beleidsvoornemens stuk voor stuk na te gaan
en daarbij door te strepen wat niet reëel is, wat töch al gebeurt of wat
zeker niet kan omdat er geen geld voor is, zal hij met mij constateren
dat er vrijwel niets overblijft. Wij krijgen iets aangeboden dat veel lijkt
maar in werkelijkheid niets is.
Laat ik heel in het kort proberen dit nader toe te lichten. Op blz.
59 van de nota staat onder punt lc dat alsnog moet worden gezorgd dat
er speelgelegenheden in huis komen. Door de bewoners is daar al jaren
naar gezocht en al jarenlang is door degenen die er de middelen voor
hebben en iets op dit punt zouden kunnen ondernemen gezegd dat dit
alleen mogelijk zou worden door huurverhoging. De benodigde midde
len zouden dan alleen opgebracht moeten worden door het betrokken
flatgebouw, terwijl een dergelijke ruimte niet bestemd zou moeten zijn
voor één flatgebouw, maar beschikbaar zou moeten zijn voor een groter
geheel. De genoemde doelstelling is dan ook niet te verwezenlijken,
waarbij nog komt dat nu blijkbaar -- uiteraard tegen mijn zin -- toch
flatgebouwen zullen worden opgericht, maar dat ik er zeker van ben
dat de bedoelde voorzieningen ook daarin niet zullen worden aangebracht,
aangezien er een nota kindercentra op komst is waarin de eisen worden
geformuleerd waaraan dergelijke ruimten moeten voldoen. Men zal er
enorm van schrikken als men zal zien welke eisen dat zijn. De uitvoe
ring van deze eisen is niet mogelijk. Niemand zal bijvoorbeeld bereid
zijn te voldoen aan de eis dat er aparte w„ c. -tjes voor moeders en kin
deren worden gebouwd, die tot een bepaalde hoogte betegeld moeten
zijn. Eén dezer maanden zal de raad zich met dergelijke voorzieningen
akkoord verklaren, hetgeen mij doet constateren dat de genoemde mo-