28 FEBRUARI 1974
223
alle duidelijkheid.
Wanneer wij op dit ogenblik, gezien de aard van het debat, zou
den beslissen dat de Wisselaar prioriteit heeft, zouden wij mijns inziens
voorbijgaan aan het bestaansrecht van de projectgroep, aangezien juist
dit onderwerp uitgebreid in de projectgroep aan de orde moet komen;
zo is althans de visie van het college.
Ik zeg de heer Jansen dank voor zijn verduidelijking van hetgeen
hij in eerste termijn heeft gezegd.
De heer Crul heeft gezegd dat het college een discussie over wo
nen en leven wenst. Ik meen dat het college een dergelijke discussie
inderdaad wel wenselijk acht, maar dat b. en w. juist op instigatie van
de raad zelf hoofdstuk 6 van de nota tteftftem geschreven om de aanzet
tot de bedoelde discussie te geven. Er is dus zeker geen sprake van een
wens van ons, maar een wens van de raad.
In de tweede plaats heeft de heer Crul gezegd dat het weinig zin
heeft met het huidige college over leven en wonen te spreken, omdat
men de partijen dan nooit onder één noemer kan brengen. Deze opmer
king acht ik bijzonder ondemocratisch. Wie straks ook lid van de raad
zullen zijn, het is duidelijk dat de mensen die op dit ogenblik in de
raad zitten ook morgen wanneer de nieuwe raad is samengesteld in Bre
da zullen wonen. Daarbij gaat het niet om de wens van de raad maar
om het welzijn van de inwoners van Breda. Ik vind de opmerking van
de heer Crul dan ook persoonlijk niet relevant.
Met betrekking tot de normen van de huisvesting heeft de heer
Crul meer inzicht gevraagd in de toewijzingsmogelijkheden dan hij tot
dusverre had. Van belang is daarbij naar ik meen vooral de huurprijs van
de huizen, alsmede de plaatsen waar de huizen met bepaalde huren be
schikbaar zijn. Wanneer de heer Crul daar inzicht in wil hebben, wil
ik hem graag toezeggen dat ook deze mogelijkheid bij de derde aanvul
lende nota huisvesting betrokken zal worden.
Het is zeker niet juist dat alleen financiële overwegingen door
slaggevend zijn bij voltooiing van het winkelcentrum Hoge Vucht, hoe
wel ik graag toegeef dat ik in eerste termijn heb gezegd dat de raad
bij hetgeen hij gaat verwezenlijken rekening zal moeten houden met
de zakelijke verplichtingen van gemeente, raad en college.
Mede aan het adres van de heer Sandberg deel ik mede dat hét vol
strekt niet de bedoeling van het college is van de projectgroep een com
missie ex artikel 61 te maken. Onze visie op de projectgroep moet zich
nog uitkristalliseren in komende gesprekken maar vooralsnog zien wij
in de projectgroep een adviescollege voor b. en w. en de raad.
Voorts heeft de heer Crul gevraagd of van de zijde van het colle
ge een initiatief genomen moet worden om tot de instelling van de pro
jectgroep te komen. Ik meen dat twee dingen duidelijk moeten worden
vastgesteld. B. en w. claimen per se het initiatief tot de instelling van
de projectgroep niet. Dit zou niet hoffelijk zijn, want zo is de gang van
zaken niet geweest. Het initiatief tot de projectgroep is genomen door
de mensen die in de wijk wonen en werken. Er kan dan ook naar ik meen
nooit een initiatief door ons worden genomen, aangezien het initiatief
er al is. Wij beogen door onze voorstellen aan de raad slechts op dit ini
tiatief te reageren. Als de heer Crul verwacht dat ter uitvoering van het
initiatief van de kant van de wijk activiteiten door het college onderno
men worden, voelen wij daar voor. Overigens meen ik dat wij de honneurs
moeten laten waar zij thuishoren.
Mevrouw Van Nes heeft erop gewezen dat ik de sociografische dienst
niet heb bedankt, maar dat heeft een bepaalde reden. Als wij bij elk pre
advies de verantwoordelijke dienst of afdeling moeten gaan bedanken,