234
7 MAART 1974
behandeld. Wij zijn van mening dat de functie van de binnenstad dui
delijk in een aantal facetten moet worden onderscheiden, waaronder de
woonfunctie en de verzorgingsfunctie, terwijl tevens grote aandacht aan
de cultuur-historische waarden moet worden besteed.
Een en ander hebt u in uw nota Beleidsuitgangspunten geschetst,
maar wij tekenen daarbij aan dat deze weinig concreet is en een vrij
algemeen karakter draagt. Het verheugt ons dat u aan de woonfunctie
grote waarde hecht, want een lege binnenstad kan niet bruisen van le
ven.
De intergemeentelijke samenwerking. De regio Breda functioneert
nu enkele jaren onder een lichte regeling, Wij menen te begrijpen dat
de gedachten van de regioraad in de richting van een meer gestalte ge
ven aan deze samenwerking gaan. Wij blijven het betreuren dat binnen
de regio nog een tweetal gemeenten niet aan het overleg wenste deel te
nemen, maar dit neemt niet weg dat u op de ingeslagen weg dient voort
te gaan. Het C. D.A. blijft voorstander van één gewest West-Brabant en
zal niet nalaten alle medewerking aan het bevorderen hiervan te geven.
Over de grenswijziging kan ik in dit verband kort zijn, want enige
tijd geleden hebben wij in deze raad over die problematiek zeer uitgebreid
gesproken.
Beleidsnota. Bij de begrotingsstukken hebben wij tevens uw beschei
den nota Beleidsuitgangspunten ontvangen. Hoewel wij een aantal pun
ten in deze nota onderschrijven, blijft zij enigszins vrijblijvend en vaag
en ik wil enkele punten met name noemen;
Welke verzorgingselementen vereisen een completering?
Bestaan er al gedachten over wanneer een ontwikkelingsprogramma tege
moet kan worden gezien?
Hoe en met welke middelen meent u een evenwichtige spreiding van de
bevolking in de regio te sturen?
Wat zijn uw gedachten als u in de nota over versterking van veelsoorti
ge contacten spreekt?
Dit zijn slechts enkele grepen uit uw nota Beleidsuitgangspunten
die -- zoals ik al heb gezegd -- wat vaag overkomt.
Volkshuisvesting. Nadat in de boodschap van de fractievoorzitters
de aanzet was gegeven, werd bij de algemene beschouwingen van 1971
door de toenmalige fractievoorzitter, de heer Van Loon, de grootst mo
gelijke prioriteit ten aanzien van het opknappen en in stand houden van
het oude woningbezit gevraagd. Wij kunnen constateren dat het college
in deze geest met grote voortvarendheid heeft gehandeld.
Een apart hoofdstuk in de strijd voor het oude woningbezit vormt
de renovatie. In de vijftiger jaren vond de kaalslag van gehele wijken
plaats die dan een nieuwe bestemming kregen. In de zestiger jaren groei
de het bewustzijn dat de oude wijken een leefmilieu voor de bewoners
vertegenwoordigen, dat wij niet straffeloos kunnen oprollen en de reno
vatie werd een feit.
In het Westeinde zijn van de 157 woningen thans 100 gereed, ter
wijl hetzelfde voor de 76 aan de Vestkant en de Vestingstraat geldt. Wij
zullen nog op zes andere plaatsen in de stad tot renovatie overgaan en
in sommige gevallen zijn wij daarmee al bezig. Ik denk hierbij aan de
Kastanjestraat, de Plataanstraat, de Amstelstraat, de Crogtdijk, de
Dijklaan en het Dijkplein. Het is duidelijk dat renovatie voor de bewoners
niet alleen een tijdelijk ongemak kan betekenen, maar dikwijls als een
ingreep in hun leven van bovenaf wordt ervaren. Allerlei kwesties, niet
alleen van woningtechnische maar ook van psychologische aard, kunnen
bij renovatie aan de orde komen. Naast een goede voorlichting is dan
ook optimale communicatie tussen bewoners en overheid bij renovaties