7 MAART 1974
236
De heer CRUL: De heer Van Duijl heeft mij tweemaal genoemd
en het is misschien wel beleefd als ik daarom in de eerste plaats op
zijn woorden inga. Het laatste gedeelte van zijn algemene beschouwin
gen heb ik namelijk niet helemaal begrepen. Het is niet mijn bedoeling
zijn naam te noemen, maar ik wil hem ertoe bewegen een correctie op
zijn algemene beschouwingen aan te brengen. Hij heeft namelijk ge
zegd dat de PAK-fractie niet aan het samenstellen van de boodschap
heeft deelgenomen. Ik kan mij nog goed herinneren dat de heer Van
Loon bij die onderhandelingen de voorzitter was en de heer Geene se
cretaris, terwijl de heer Mans onze inbreng naar voren bracht. Voorts
kan ik mij verschillende vergaderingen van de PAK-fractie herinneren,
waarbij de heer Mans met ons besprak welk standpunt hij in dat overleg
moest innemen. Ik meen derhalve dat wij een inbreng hebben geleverd,
maar de heer Van Duijl heeft zich wel vaker vergist; misschien kan hij
dit corrigeren.
Uit de algemene beschouwingen van het C,D, A, is ook gebleken
dat men niet meer polariseert, want ik kan mij algemene beschouwin
gen van de heer Van Loon herinneren waarbij hij geweldig tegen de
PAK-fractie tekeer ging. Dat is nu niet meer het geval en ik beschouw
dit als een vriendelijke daad van het C.D. A. Wellicht is deze wijziging
in de benadering van belang, want wij zullen in de volgende raad toch
moeten samenwerken, hoewel men nooit weet wat voor samenwerking
dat moet zijn. Het kan nooit kwaad als men eens vriendelijk tegen el
kaar is.
De heer VAN LOON; Dat is bepaald niet de bedoeling,"
De heer CRUL: Ik heb dat zo geproefd en misschien betekent het
ook iets dat de heer Van Duijl enkele malen tegen mij lachte.
Ik wil thans ingaan op de vraag of er een afspiegelingscollege of
een programcollege moet komen en op de verhoudingen van de raad ten
opzichte van het dagelijks bestuur. Met betrekking tot deze punten be
staat in onze fractie verschil van mening. De heer Spanjer neemt in de
zen een ander standpunt in en ik wil u dit in de eerste plaats voorleg
gen. Naar zijn mening wordt de keuze tussen een afspiegelingscollege
en een programcollege opgedrongen omdat in plaats van de wil tot sa
menwerken door sommigen de polarisatie als verscherping van politie
ke beginselen wordt gehanteerd. De heer Spanjer stelt dat in alle Bra
bantse steden de socialisten de ervaring hebben opgedaan dat zij in het
college vertegenwoordigd moeten zijn als zij een doelmatige invloed
op het bestuurlijke beleid van de gemeente willen hebben. Na de oorlog
is het in Breda steeds gebruikelijk geweest de wethouderszetels gelijke
lijk over de verschillende groepen te verdelen aan de hand van het aan
tal per groep bezette zetels in de raad. Als men door sterk polariserend
optreden, aldus de heer Spanjer, een afspiegelingscollege onmogelijk
wil maken, volgt onafwendbaar een eenzijdig samengesteld college waar
bepaalde groepen buiten worden gehouden. Indien men voortdurend over
leg met andere groeperingen en toetsing van eigen denkbeelden en op
vattingen aan die van hen wenst, dient het college zoveel mogelijk uit
vertegenwoordigers van alle groepen te bestaan. Men moet het plaatse
lijk bestuur niet op het landelijk politiek stramien willen enten. Een
heid van politieke visie ten aanzien van de grote lijn betekent zeker
nog geen overeenstemming over gedetailleerde uitvoeringsmaatregelen
en bij het plaatselijk bestuur gaat het juist meer om dat laatste. Ver
volgens is het plaatselijk bestuur aan de bestaande landelijke wetge
ving onderworpen, waardoor de politieke speelruimte zeer gering is.