239 7 MAART 1974 duidelijk zijn dat voor de uitvoering van onze ideeën een programcol lege de meeste waarborgen biedt en wij willen reeds nu duidelijk ten aanzien van de toekomstige gesprekspartners stelling nemen. De zojuist geformuleerde uitgangspunten zijn voor ons de enige basis waarop wij bereid zijn medewerking te verlenen. Voor de toekomstige ontwikke lingen van de politieke verhoudingen in Breda zou het naar onze mening goed zijn van de verschillende wethouders en de voorzitter te vernemen hoe zij het opereren in een afspiegelingscollege politiek en bestuurlijk gezien hebben ervaren. Vervolgens wil ik op de relatie tussen de raad en het dagelijks be stuur ingaan. In deze raad is bij het samenspel tussen raad en college en tussen de raadsfracties onderling dikwijls gediscussieerd over de rol die wij als raad ten opzichte van het dagelijks bestuur moeten vervul len. Door onze fractie is hierbij vaak de term "institutioneel of functio neel wantrouwen" gebruikt. Hardnekkig wordt in de pers en ook elders -- de heer Van Duijl heeft dit vanavond weer gedaan -- van "fundamen teel wantrouwen" gesproken, maar dit is pertinent nooit door ons bedoeld of gebruikt. Wij gaan ook nooit van kwade trouw uit, maar het gaat erom dat alle macht kritisch moet worden gecontroleerd. De raad en zeker het dagelijks bestuur zijn machtselementen in deze stad waarop een kritische controle moet worden uitgeoefend. Naarmate het bestuur meer open func tioneert zal er minder kritische controle nodig zijn. Ik wil enkele korte opmerkingen over de introductie van de nieu we wijze van begrotingsbehandeling maken. De PAK-fractie heeft met betrekking tot deze nieuwe methode voor een dreigende desintegratie van het beleid gewaarschuwd. Wij hebben de indruk dat de raad in zijn totaliteit door de behandeling in de afzonderlijke commissies minder direct bij alle aspecten betrokken is. Wellicht kan de behandeling in de komende dagen daarin een positieve verbetering brengen. Het is ook positief dat de behandeling in de commissies met meer zorg en indringen der kon plaatsvinden. Het lijkt een bijkomend effect te zijn dat deze be grotingsbehandeling meer als een anticlimax wordt gezien. Men krijgt de indruk dat dit "nog even moet gebeuren" en dat deze behandeling wei nig betekenis kan hebben. Wij zullen ons, zoals ook het college heeft aangegeven, op deze nieuwe methode moeten instellen, waarbij wij de begrotingsbehandeling voor de bespreking van de beleidslijnen in het al gemeen en van de sectoren in het bijzonder moeten gebruiken. Over de beleidsuitgangspunten en het activiteitenprogramma van het college wil ik het volgende zeggen. De PAK-fractie heeft altijd op het samenstellen van een algemene beleidsnota aangedrongen waarvan de beleidsindica- ties en de nota's voor de sectoren zouden moeten worden afgeleid. Het is een teleurstelling dat het college er niet in is geslaagd een dergelijke nota samen te stellen. Wij blijven de thans geformuleerde beleidsuitgangs punten als een stap naar de samenstelling van een beleidsnota zien zoals wij die bedoelen. Op de geformuleerde beleidsuitgangspunten zullen wij bij deze beschouwingen en bij de verdere behandeling van de begroting per sector ingaan. De PAK-fractie onderschrijft de opvatting van het col lege dat wij als centrumgemeente verantwoordelijk zijn voor het op peil houden en mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de leefomstandishe- den van dit deel van de provincie. De omliggende gemeenten, de provincie en het Rijk zullen er zich van bewust moeten zijn dat wij die verantwoor delijkheid alleen waar kunnen maken als de betrokkenen ons daartoe ma terieel gezien de mogelijkheden bieden. Wij moeten ons daarbij als cen trumgemeente realiseren dat bij een dienende functie ten opzichte van dit deel van de provincie de hoofdstadsgedachte niet past. Uit de beleids uitgangspunten van het college blijkt dat u van oordeel bent dat voor het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 239