240 7 MAART 1974 waarmaken van de centrumfunctie een sterke groei van de stad moet wor den bereikt. Wij zijn het met deze opvatting niet eens en wij stellen daar tegenover dat Breda naar een groei van het inwonertal aan de hand van een niet geforceerde ontwikkeling moet streven. Wij stellen voorop dat de omliggende gemeenten, het Rijk, de provincie en Breda als centrum gemeente tezamen verantwoordelijk voor dit deel van Brabant zijn. Bre da zal in staat moeten worden gesteld de voorzieningen die voor de cen trumfunctie ten behoeve van de eigen inwoners en die van de omgeving nodig zijn te realiseren. Natuurlijk is het voor een leefbare inrichting van het gebied van belang dat een evenwichtige spreiding van de bevol king over het gebied wordt gewaarborgd. De centrumgemeente en de om liggende gemeenten zullen daarvoor aan de hand van een daartoe opge zet basis- en structuurplan in goed overleg wegen moeten aangeven. De stad Breda, de Haagse Beemden en de omliggende gemeenten bieden voor het oplossen van dit probleem mogelijkheden. Vervolgens kom ik op de bestuurlijke organisatie. De samenwerking op bestuurlijk gebied in regio en gewest maakt, mede door de te verwach ten landelijke ontwikkelingen, weinig voortgang. Op vrijwillige basis komt men slechts moeilijk over de drempel om concrete mogelijkheden voor samenwerking in regionaal en gewestelijk verband waar te maken. Dit is onbegrijpelijk als men bedenkt dat de uitvoering van de taken om prakti sche redenen steeds meer om coördinatie vraagt. Zal deze situatie voort duren tot er van de zijde van de centrale overheid dwingend samenwer kingsplannen worden voorgeschreven of zijn wij ook op vrijwillige basis in staat iets te bereiken? De thans bestaande samenwerkingsregelingen liggen voor een groot deel in handen van de dagelijkse besturen van de deelnemende gemeenten. Het is geen gezonde situatie als leden van die dagelijkse besturen die voor de dagelijkse gang van zaken in hun eigen gemeente grote verantwoordelijkheid dragen daarnaast nog de zorg voor de belangen van de regio en het gewest dragen. Het rechtstreeks demo cratisch kiezen van een regiobestuur met deelname van Oosterhout en Etten-Leur en het opstellen van een regionaal samenwerkingsstatuut kun nen naar onze mening een verbetering in de situatie brengen en de be reidheid tot het realiseren van het gewest aanwezig doen zijn. In een samenwerkingsstatuut kunnen bevoegdheden van de gemeente worden overgedragen. Het is ook mogelijk dat de regioraad meer gebruik maakt van zijn bevoegdheid uitgewerkte voorstellen aan de gemeenteraden ter beslissing voor te leggen, terwijl dit omgekeerd ook door de gemeente raden mogelijk moet zijn, Een gecoördineerde en voor de totale burgerij van de regio aantrekkelijke aanpak van de taken zou dan tot de mogelijk heden behoren. Thans ga ik op het onderwerp "democratisering" in. De deelname van de burgerij aan het bestuur van de stad staat nog altijd in de kinder schoenen. Het lijkt er zelfs op dat de afstand tussen bestuur en burgers gro ter wordt. De deelname van de bevolking met betrekking tot het Hoge Vucht-plan toont echter aan dat de burgers onderling elkaar wel kunnen vinden. Het bestuur van de stad wordt blijkbaar nog steeds niet als een tussen en voor de burgers functionerend apparaat gezien, waardoor de af stand tussen burgers en overheid onaanvaardbaar groot wordt. Wij blij ken als bestuur niet in staat te zijn ons in de leefsituatie van de bewoners van onze stad te verplaatsen en blijkbaar zijn wij ook niet in staat te doorzien hoe onze besluitvorming wordt ervaren. Het onderzoek van het bureau-Veldkamp kan ons wellicht bij ons verder functioneren helpen wegen aan te geven om in die situatie verbetering aan te brengen. Het staat wel vast dat wij als bestuur bereidheid moeten tonen om, met de risico's die daaraan zijn verbonden, regels te hanteren via welke de bur-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 240