24
17 JANUARI 1974
bij een dergelijke kwestie, omdat nu "de kleintjes" in verhouding tot
de burger in het geding zijn.
Als de heer Van Brink als hoofd van de gemeentelijke zwembaden
en tennisparken bij de dienst voor jeugd en sport bij dergelijke kwesties
de eerst verantwoordelijke functionaris is, acht ik het niet correct als
deze zelfde ambtenaar een verklaring voor de verzekeringsmaatschap
pij moet afleggen, aangezien hij dan in feite moet oordelen over zijn
eigen eventueel falen. Daarmee moet het college naar mijn opvatting
rekening houden en ik meen dat er voldoende andere ambtenaren en an
dere gemeentelijke diensten zijn die serieus hadden kunnen ingaan op
de verklaring van eenentwintig burgers van de stad Breda die in het on
derhavige tennispark spelen, die het belangrijk vinden over 604,--
te spreken en die hun handtekening hebben gezet. Ik acht het onjuist
dat dit niet is gebeurd en voorzover ik ben ingelicht, hebben wij hier
te maken met een eenvoudige competentiekwestie die een burger ƒ.604,--
kost. Wethouder Mans is volledig van een en ander op de hoogte en de
materie is naar ik aanneem in het college besproken, zodat ik had ge
hoopt dat wij hierover niet zo lang in de raad hadden hoeven te spreken,
maar dat alsnog een regeling was getroffen, waarschijnlijk via de ver
zekeringsmaatschappij. Ik heb met eigen ogen gezien dat het hek niet
voldoende verlicht was.
In het preadvies op blz» 1 schrijft het college: "Bij de dienst zijn
geen soortgelijke ongevallen bekend als aan mevrouw Koevermans over
komen". Ik vind het een vreemd argument dat er doden moeten vallen,
voordat iets duidelijk wordt en ik hoop dat het college hier iets aan doet.
De heer VAN LOON: Met het preadvies van het college ben ik het
volmaakt eens. Overigens heb ik de indruk dat hier over een kwestie
wordt gesproken die eigenlijk niet aan de orde is. De vraag of het hek
al dan niet verlicht was is mijns inziens niet aan de orde: wij dienen ons
bezig te houden met de vraag of deze kwestie al dan niet zoals te doen
gebruikelijk aan de verzekeringsmaatschappij had moeten worden over
gedragen. Als de heer Koevermans meent dat hij niet op de juiste wijze
is behandeld of dat hem onrecht is aangedaan, staat voor hem, zoals
ook in het preadvies staat, de weg open van de burgerlijke rechter ge
bruik te maken.
Ik heb begrepen dat de wethouder het rapport geheel heeft door
gelezen, zodat hij naar ik aanneem volledig op de hoogte is. Nu hoor
ik voortdurend zeggen dat de dienst voor jeugd en sport terzake advies
heeft uitgebracht, maar ik meen dat het politie-apparaat op dit punt
veel deskundiger is, zodat ik zou willen vragen of ook de politie terza
ke rapport heeft uitgebracht.
De heer VAN CAULIL: Hoewel ik twintig jaar lang iets met ver
zekeringen te maken heb gehad, wil ik mij niet als deskundige opwer
pen, maar ik geloof dat hier enkele vergissingen worden gemaakt. Wan
neer men verzekerd is, heeft men te maken met enkele polisvoorwaar
den waar ieder zich aan te houden heeft. Eén van die voorwaarden is
dat de verzekerde de schade moet melden en in alle opzichten buiten
de beoordeling van de schade moet blijven. De verzekeringsmaatschap
pij moet voor de verzekerde optreden en eventueel de schade betalen.
De heer JANSEN: In de polis staat ook dat elke verzekeringsnemer
gerechtigd is minnelijke schikkingen te treffen.
De heer VAN CAULIL: Er zijn natuurlijk allerlei voorwaarden maar