255
7 MAART 1974
De heer VAN OS: Ik wil in de eerste plaats enkele opmerkingen
naar aanleiding van de huidige wijze van begrotingsbehandeling maken.
Wij zijn van mening dat deze methode wel enige voordelen biedt, want
de aanpak is veel logischer en de volgorde van de inspraak is min of meer
gereglementeerd. Tot op heden zijn wij van mening dat deze behande
ling redelijk is verlopen. Hieraan zijn natuurlijk ook nadelen verbonden,
bijvoorbeeld het feit dat de deelfuncties wat te zelfstandig gaan opere
ren en dat er voor het behoud van het eigen gebied gevochten wordt, waar
van soms enkele tekenen zichtbaar zijn. Wij zijn nu duidelijk veel te
laat met deze begrotingsbehandeling en wij zullen daarom enige tijd moe
ten inhalen. Inmiddels zijn wij al met het begin van de begroting-1975
geconfronteerd, zodat blijkt dat er snel kan worden gewerkt. Ik meen
ook dat het tempo aanzienlijk zou kunnen worden verhoogd als de raad
en de ambtenaren aan de nieuwe procedure gewend zijn. De invloed van
de raad is onmiskenbaar vergroot en deze kan nog verder worden vergroot
als er meer fundamentele discussies in de commissies zouden plaatsvinden,
bijvoorbeeld naar aanleiding van de beleidsuitgangspunten. Naar onze
mening moet er namelijk naar een beleidsplanning op langere termijn
worden gestreefd.
De invloed van de burgers is volgens ons nog minimaal. De advies
raden spelen bij de procedure nauwelijks een rol terwijl dit naar onze
mening wel zou moeten gebeuren. Een tijdige en duidelijke presentatie
aan de burgers kan ook aan de openbaarheid wat meer inhoud geven. Wij
hopen dat de huidige procedure tot resultaat zal hebben dat er een voort
durende bezinning op de gemeentelijke taken plaatsvindt, terwijl wij
voorts hopen dat als gevolg daarvan telkens een en ander zal worden bij
gestuurd en dat er een grotere participatie van de burgers zal plaatsvin
den. Deze participatie is nu reeds gewenst, maar door de gemeente moet
daarop doeltreffend worden ingespeeld. Aan dit laatste mankeert naar
mijn mening nogal het een en ander.
Vervolgens wil ik enkele opmerkingen naar aanleiding van de be
leidsuitgangspunten maken, waarbij ik het rijtje wil volgen dat in uw
stuk is weergegeven.
De functiebepaling en de ontwikkeling van de gemeente Breda. Naar
onze mening wordt te zeer op de centrumfunctie van Breda de nadruk ge
legd in die zin dat Breda de hoofdstad van West-Brabant zou zijn. Wij me
nen dat hiernaar niet moet worden gestreefd, want Breda zal dit automa
tisch worden als het inderdaad een goede stad is die een uitstralend effect
op de omgeving zal hebben, In uw stuk is naar onze mening te weinig de
nadruk op de primaire verantwoordelijkheid ten aanzien van de burgers
gelegd die thans in Breda wonen. Een doelbewust streven naar groei gaat
ten koste van de aanwezige bevolking. Dit heeft de ervaring niet alleen
hier, maar overal elders geleerd, want een aantal taken blijft dan ge
woon liggen. Wij menen dat de eerste taak van de gemeente het recon
strueren -- zo mag men dit gerust noemen en het opnieuw bevolken
van de binnenstad is en het bouwen in de Haagse Beemden moet naar
onze mening daaraan ondergeschikt zijn. Het is een drogreden om te stel
len dat er eerst in de Haagse Beemden moet worden gebouwd en dat er
dan in de binnenstad veel zal kunnen gebeuren. Wij geloven bepaald niet
dat dit het geval kan zijn en wij zullen graag zien dat van een omgekeer
de volgorde wordt uitgegaan. Door ons wordt evenwel niet beweerd dat
er niet in de Haagse Beemden moet worden gebouwd, maar dit moet ge
beuren als het strikt noodzakelijk is en als de tijd daarvoor rijp is, terwijl
dit naar onze mening thans niet het geval is.
Voorts ga ik op het punt bestuurlijke organisatie in. Wij vinden het
besluitvormingsproces in de raad een rollenspel. De meerderheid onttrekt