259 7 MAART 1974 Wij achten het een winstpunt dat de aandacht voor de binnenstad duidelijk is vergroot en dat er aandacht voor de woonfunctie bestaat, hetgeen wij van het begin af aan hebben bepleit. Dit geeft ons een ze kere hoop voor de toekomst en binnenkort zullen wij hierop naar aanlei ding van het binnenstadsplan uitgebreid terugkomen. Voorts is het een winstpunt dat de annexatiegedachten geheel en al zijn verdreven en dat het samenwerkingsverlangen -- naar wij hopen -- is vergroot, hoewel wij daarbij toch wel enkele vraagtekens plaatsen gezien het gerommel in de regio en het niet tot stand kunnen brengen van belangrijke voorzieningen op korte termijn, terwijl nog een aantal gemeenten in West-Brabant hieraan niet deelneemt. Wij hebben getracht aan die kentering een grote bijdrage te leve ren en zullen daarmee ongetwijfeld voortgaan. Met betrekking tot de aandacht voor de renovatie is in samenhang met de bewoning van de binnenstad eveneens het een en ander veran derd. Het is natuurlijk aardig dat de heer Van Duijl eraan heeft herin nerd dat de heer Van Loon hierover het een en ander heeft gezegd en ik wil erop wijzen dat ook wij ons wat dit betreft bepaald niet onbetuigd heb ben gelaten. Wij hebben ook gemeend dat dit soort activiteiten zich in die wijk afspelen en dat men zich daarvan regelmatig op de hoogte moet stellen. Aan het adres van de heer Van Duijl wil ik stellen dat wij de K. V. P. daarbij nogal eens hebben gemist. De heer Van Duijl heeft ook over het woningtoewijzingsbeleid ge sproken en eigenlijk is dit nooit fundamenteel aan de orde geweest, of schoon wij daarom herhaalde malen hebben verzocht. Natuurlijk zijn wij onmiddellijk bereid hieraan tijdens deze begrotingsbehandeling nog aandacht te schenken. De heer Van Duijl heeft vervolgens nog de mening van de fracties over een programcollege of een afspiegelingscollege gevraagd en wij behoeven hierover zeer weinig te zeggen. Wij hebben nu een kleine vier jaar ervaring met een zogenaamd afspiegelingscollege, maar wij menen dat de minderheden in deze raad niet voldoende aan hun trekken zijn ge komen en wij zijn voorts van mening dat wij dit college als een program college zonder programma moeten beschouwen, waartegen het bijzonder moeilijk vechten is. Tijdens de volgende periode willen wij het wel eens met een werkelijk programcollege proberen. De VOORZITTER: Er is weinig hoop meer op een spoedig eind en daarom zullen wij eerst maar met uw toestemming koffie gaan drinken. Ik schors de vergadering voor ongeveer een kwartier. De VOORZITTER: Ik heropen de vergadering. De heer VON SCHMID: Er hebben nogal behoorlijke tijdoverschn j- dingen plaatsgevonden en ik kan mij voorstellen dat sommige raadsle den thans liever in lagere sferen dan hier verkeren. Misschien zou dit ook mijn neiging zijn geweest als ik hier thans niet had moeten staan. Ik hoop mij aan de afgesproken tijd te houden en ik wil erop wijzen dat ik mij ook vroeger, toen er nog geen spreektijden werden bepaald, aan een tijd van ongeveer 10 S 12 minuten hield, zodat dit voor mij niets nieuws is. In dit laatste jaar van de huidige gemeenteraad wil ik gaarne mijn bijdrage aan de algemene beschouwingen leveren. Ik meen dat dit nogal voor de hand ligt omdat ik in de zeven jaar tijdens welke ik van deze raad deel uitmaak politiek gezien een eenling ben gebleven. Eerst was ik dit vrijwillig, namelijk toen ik als onafhankelijke groepering in de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 259