262
7 MAART 1974
wordt afgestoten als het Rijk niet over de brug komt. Ik beschouw dit
eigenlijk als een ongeoorloofde handelwijze in het verkeer tussen ge
meente en Rijk en gaarne zal ik hierover het oordeel van uw college
vernemen.
Het is voor mij een grote vraag wat het college van plan is als
gedeputeerde staten dit saneringsplan, dat op vele plaatsen rammelt,
afwijzen. Dit zou dan betekenen dat de begroting niet zou worden
goedgekeurd.
Overigens ben ik van mening dat dit college oprecht pogingen
doet de inspraak van de burgerij tot haar recht te doen komen en dit is
in het bijzonder het geval in de sector openbare werken. Ik meen dat
dit hier zeker wel eens mag worden gezegd. Indertijd ben ik in de vo
rige raad over dit onderwerp begonnen en ik wil stellen dat de inspraak
altijd een moeilijke kwestie zal blijven. Hierbij moet voorop staan --
ik heb dat al eerder gezegd -- dat er wederzijds vertrouwen wordt ge
schonken en dat er naar elkaar wordt geluisterd. Ook in dezen werkt
mijns inziens het bestaande partijsysteem vaak storend. Soms wordt aan
actiegroepen bijna een functioneel wantrouwen aangepraat en soms wor
den er verwachtingen gewekt die niet kunnen Worden waargemaakt. Hier
staat tegenover dat van de zijde van het college wel eens te weinig open
heid wordt geboden of dat een bepaald deel van de raad te snel geneigd
is alles met de mantel der liefde te bedekken en de reële klachten niet
serieus te nemen. Beide houdingen werken op de inspraakmogelijkheden
frustrerend.
Tenslotte wil ik nog iets over de inschakeling van de raad bij het
besturen van de gemeente zeggen. Dit is eveneens een kwestie die mij
altijd na aan het hart heeft gelegen. Ik stel de eigen verantwoordelijk
heid van het college hierbij duidelijk voorop, maar ik blijf van oordeel
7- ik heb dit reeds in de commissie Algemene Zaken uiteengezet -- dat
de raadscommissies in een veel vroeger stadium bij het medesturen van
het beleid moeten worden betrokken. De commissies van advies en bij
stand hebben mijns inziens twee duidelijke taken, namelijk het dienen
van de openbaarheid ter bevordering van de inspraak en het mede-sturen.
Dit laatste kan echter slechts -- wij hebben daarover in de raadscommis
sie uitvoerig gesproken -- als het college eindelijk ronduit in deze ver
gadering toezegt alle gewenste informatie tijdig in besloten vergaderin
gen van de betreffende commissies te willen verstrekken. Ik weet dat
daarover de raadsleden al een bericht heeft bereikt, maar het gaat er
mij om dat in deze vergadering nog eens zeer duidelijk wordt gesteld
hoe het college over het inlichten in besloten vergaderingen van de com
missies in verband met het mede-sturen denkt. Als hieraan niet wordt
tegemoetgekomen blijft de situatie even onbevredigend als zij al zo
lang was.
De heer JANSEN: Een goed democratisch bestuur veronderstelt dat
alle partijen aan de besluitvorming en de sturing deelnemen en hieraan
heeft het in de achter ons liggende periode vaak ontbroken. Bereidheid
om van de standpunten van anderen kennis te nemen bleek vaak niet
aanwezig, terwijl een geest van wantrouwen jegens het college en de
verhouding tussen de raadsfracties onderling tot gevolg hadden dat de
besluitvormingen veelal tot ellenlange discussies uitliepen, zodat van
enig gepland beleid geen sprake kon zijn. Hoewel uw college heeft
getracht een aantal beleidsuitgangspunten te formuleren, waarvoor wij
zeker waardering hebben, lijkt het ons gezien de huidige opstelling van
deze raad niet mogelijk tot een gedegen beleidsplan te komen. DS'70
is van mening dat door het doorzichtig maken van de bestuursstructuur