267
7 MAART 1974
hij verklaarde dat in de wereld van vandaag met de huidige problemen
alle bestaande scheidslijnen verouderd zijn en alleen maar frustrerend
werken. Eventuele tegenstellingen zijn veel meer het gevolg van het
nu eenmaal tot een bepaalde richting behoren, dan dat zij iets met de
vraagstukken te maken hebben waarmee de raad zich moet bezighouden.
Wij onderschrijven deze mening nog steeds en wij zijn er zeker van dat
zij langzamerhand meer burgers tot een waarachtig bestuur zal trekken,
wars van politieke bundelingen die de Bredase belangen niet dienen.
De VOORZITTER: Zoals te doen gebruikelijk zal ik met de beant
woording door burgemeester en wethouders beginnen. Ik wil dan in de
eerste plaats danken voor alle inspanning die u zich bij deze algemene
beschouwingen voor de mensen van deze stad hebt getroost, want ten
slotte gaat het daarom. Ik ben voornemens u vrij compact te antwoorden
en ik neem aan dat u daarop onder deze omstandigheden en op dit uur
het meest gesteld zult zijn." Wij zijn erg gelukkig dat wij van te voren
reeds kennis konden nemen van de onderwerpen die u hebt aangedragen
en ik zal trachten u ons standpunt zo duidelijk en zo kort mogelijk voor
te leggen.
In de eerste plaats is uitvoerig over het functioneren van de raad
in de afgelopen periode gesproken en door verschillende fractievoorzit
ters is ook een blik op de toekomst geworpen met betrekking tot de mo
gelijkheden voor de werking van de raad. Het is wat moeilijk hierop
vooruit te lopen en het is werkelijk niet eenvoudig hieromtrent voorspel
lingen te doen: dit is ook bepaald niet gewaardeerd. De heer Sandberg
en anderen hebben gewezen op de vele tijd die een raadslid vandaag aan
zijn werk moet besteden. Ik wil u niet te lang met de cijfers van het af
gelopen jaar vermoeien, maar alleen al aan de raadsvergaderingen en
aan de vergaderingen van de commissies is bijzonder veel tijd besteed
en ik wil dan de enorme tijd die aan het raadslidmaatschap buiten de
vergaderperiode moet worden besteed nog buiten beschouwing laten. Ik
wil op dit onderwerp toch nog even ingaan en ik wil dit dan in twee de
len splitsen. In de eerste plaats wil ik iets over een eigenlijk bijkomstig
punt zeggen en wel de honorering van de raadsleden, want dit is in het
kader van het functioneren van de raad zeker niet het zwaarste en be
langrijkste punt, maar ik kan hiervan wel zeggen dat die honorering bin
nen afzienbare tijd een enigszins ander gezicht zal krijgen. Ik weet dat
gedeputeerde staten van Noord-Brabant hierover hebben gedecideerd en
u kunt binnen afzienbare tijd daaromtrent voorstellen verwachten.
Wat betreft het functioneren van de raad zelf is het naar mijn me
ning toch goed erop te wijzen -- dit moet naar mijn mening ook uitgangs
punt voor deze raad zijn -- dat de gemeenteraad als een eenheid in het
besturen moet worden gezien. Terecht is in de wet verankerd dat wij in
Nederland met het monistisch bestuurssysteem werken en ik meen dat
het nuttig zou zijn als wij in de nabije toekomst eens over de vraag zou
den nadenken -- dit zou mijns inziens ook een oplossing betekenen voor
de grote problemen waarvoor wij in deze raad staan -- of het voor de
ze raad en voor alle raden in Nederland niet van grote betekenis zou zijn
als zij zich met de vaststelling van de hoofdlijnen van het beleid gingen
bezighouden, waardoor men minder direct bij de uitvoering en de uit
werking van dat beleid betrokken zou zijn. Als dit inderdaad zou gebeu
ren, moet het college van burgemeester en wethouders ook bereid zijn
-- hierover is door verschillende leden van uw raad ook in het verleden
vele malen gesproken -- alle relevante informatie te verschaffen die
daarvoor nodig is. Bij dat bestuursproces dat door burgemeester en wet
houders in ontwikkeling wordt gebracht is uiteraard een tijdige inscha-