273
7 MAART 1974
plaats.
De heer JANSEN: Van bovenaf of van onderaf?
Wethouder BROEDERS: Van bovenaf.' De bedragen zijn ook wel
interessant en ik wil ze in de commissie financiën wel eens ter beschik
king stellen. Breda heft aan directe belastingen 116,20 per inwoner.
Hilversum komt de eer toe de lijst aan te voeren; deze gemeente heft
181,21 per inwoner.
De heer QUADEKKERs Dat komt zeker door de omroep."
Wethouder BROEDERS: Deze bedragen verschillen nogal wat. In
clusief de bedrijfswinsten, de retributies etc. doen wij het niet zo goed,
want wat dat betreft staan wij slechts op de 8e plaats. Wij heffen een
bedrag van 138,47 per inwoner terwijl Hilversum 210, 84 heft. Bij
de vier Brabantse gemeenten zakken wij dan naar de derde plaats. De
onderste plaats hebben wij dus kunnen ontlopen, maar veel belangrij
ker vind ik het dat het college hierover op dit ogenblik zeker geen prin
cipiële uitspraak kan doen. Daardoor zouden wij zelfs een beetje in
f conflict komen met de uitspraak die de raad bij het rapport budgettaire
verder zou gaan dan oon mftetiecorrectiB. De raad zal bij zijn beleid
ten aanzien van de begroting, ook van de begroting 1975, moeten be
oordelen of verdere verhogingen al of niet kunnen plaatsvinden of zelfs
móéten plaatsvinden. Daarbij moet u niet de indruk hebben dat het col
lege het prettig zou vinden de lasten zo hoog mogelijk op te voeren,
want zelfs de wethouder van financiën heeft daar moeite mee.
Met betrekking tot de subsidie zijn enkele opmerkingen gemaakt.
De heer Van Duijl vraagt of wij gebruik maken van de bestaande subsi
dieregeling. Voor zover wij kunnen maken wij daar gebruik van, wij
proberen echt mee te doen. Als wij hier of daar iets vergeten zouden
zijn kunt u ons even een seintje geven, dan mag u erop rekenen dat het
college op pad gaat om daar mede van te profiteren. Wij proberen het
echt wel en voor zover wij het kunnen nagaan is het in orde. De heer
Von Schmid zegt over de rijkssubsidie het volgende; het saneringsrapport
speculeert wat sterk op de rijkssubsidie en het college doet dat ook nog
met het dreigement, dat bepaalde activiteiten anders zouden worden af
gestoten. De heer Von Schmid vindt dat naar mijn gevoel niet zo fraai
van dit college. Hoe de formulering is laat ik even in het midden, maar
de stellingname is als volgt. Naar onze mening zijn er dingen die uit
gaan boven de gemeentelijke taak; naar onze opvatting is het gewoon
de plicht van de rijksoverheid om daarin mee te betalen. Die stelling-
name moeten wij eigenlijk zien in de passages over rijkssubsidie. Er is
een aantal gevallen -- ik denk bijvoorbeeld aan de schooladvies- en be
geleidingsdienst -- waarin een duidelijk subsidiebeleid ontbreekt, ter
wijl er anderzijds ook regelingen zijn die wij onbillijk vinden. Om u
een voorbeeld te noemen; Neemt u nu eens het bureau dienstverlening
van de sociale dienst. Uitgevoerd door particuliere instituten wordt het
door het rijk gesubsidieerd, uitgevoerd door de gemeente wordt het niet
gesubsidieerd. Wij vinden dit een duidelijke onbillijkheid in de subsi
dieregeling en het signaleren van dergelijke onbillijkheden achten wij
gewoon noodzakelijk. Wanneer het in de gehele financiële situatie van
de gemeente Breda gewoon niet mogelijk zou zijn bepaalde werkzaam
heden uit te voeren, zou het -- niet omdat het college van mening is
dat het werk misschien geen betekenis heeft -- nodig kunnen zijn dat