275
7 MAART 1974
dat het zeker niet op grond van mijn ervaring in dat bedrijf is dat ik tot
controleur van de striptease-tent ben benoemd. Overigens kan ik u ge
ruststellen, want elke portefeuillehouder vertoont zijn eigen normen.
Het uitwerken gebeurt namelijk per portefeuille onder verantwoordelijk
heid van de portefeuillehouder. Bij financiën ligt een soort controle
functie om na te gaan wanneer en hoe dergelijke dingen gebeuren.
De heer QUADEKKER: Vermakelijkheidsbelasting.'
Wethouder BROEDERS: Die hebben wij afgeschaft.'
De heer QUADEKKER: Dan kunt u haar weer gaan heffen.
Wethouder BROEDERS: De heer Von Schmid vraagt wat er gaat ge
beuren als gedeputeerde staten het saneringsplan afkeuren omdat het ram
melt. Ik zou bijna zeggen dat wij dan in de mist zitten, want dan zijn
wij gebonden aan de oude begroting 1973. Ik weet niet wat er dan moet
gebeuren, dan zitten wij helemaal verkeerd. Dat betekent dat alle nieu
we dingen in de begroting niet door kunnen gaan en dat wij voor elke
zaak, tot in het kleinste detail, op pad moeten naar de goedkeurende
overheid. Dat zou gebeuren als gedeputeerde staten het saneringsplan
niet goedkeuren. Wij verwachten overigens dat dit wel mee zal vallen.
Op de restauraties, waar de heer Sandberg over praat, zal de heer
Mans ingaan. Ik wil er wel één ding van zeggen; als de heer Sandberg
de restauratiebijdragen koppelt aan de verfijning binnenstadskernen meen
ik dat hij een verkeerde koppeling maakt. Er is namelijk een rijksrege
ling met betrekking tot de restauraties waar de gemeente een uitkering
voor krijgt, waar het rijk in bijdraagt en waar de provincie in bijdraagt;
dat is de restauratieregeling. Voor de binnenstadskernen is er nu een ver
fijning gekomen, maar als ik alle plannen voor de binnenstad op mij af
zie komen denk ik dat die verfijning nauwelijks groot genoeg kan zijn.
Dan de sluitende begroting. Men heeft zich hierover in het alge
meen wel positief uitgelaten. De heer Froger is van mening dat het voor
Breda veel beter was geweest als wij eerder een niet-sluitende begroting
hadden gehad. Hij voegt daar als pikante bijzonderheid aan toe dat ik
dat vroeger ook wel eens gezegd zou hebben, maar ik daag hem uit om
dat te bewijzen.
De heer FROGER: Mag ik het doorspelen naar De Stem? Er is een
krant over.'
Wethouder BROEDERS: Ik ga niet zeggen wat de krant geschreven
heeft, het gaat erom wat ik heb gezegd.
De heer FROGER: Wat leuk om te horen dat u dat correcter vindt.'
Wethouder BROEDERS: Ik wil dat best eens met De Stem verifiëren,
want als fractievoorzitter heb ik altijd het volgende verdedigd. Wij stem
men in met de nieuwe financiële verhoudingswet, waarin de autonomie
van de gemeente en de eigen verantwoordelijkheid van de gemeente
werd vastgelegd. Ik heb daar echter vaak bij aangetekend dat de rijks
uitkeringen dan ook zodanig moeten zijn dat de stad haar functie kan
vervullen. Op dat punt kom ik straks nog wel terug.
Ik heb in dat verband wat moeite met de heer Crul, die zegt dat
de besluitvorming over de niet-sluitende begroting en de sanering eigen
lijk een "lachertje" is geworden. Misschien is dat het gevolg van het de-