277 7 MAART 1974 stad, die dergelijke verantwoordelijkheden heeft. Dan kan men pas werken met een eigen verantwoordelijkheid, want een gemeentelijke autonomie zonder een financiële autonomie is een lege huls. Daar heeft men niets aan, dan schuift men alle zaken af op anderen en zul len die anderen uitmaken wat er al of niet gaat gebeuren. Ik kan niet op alles ingaan, maar over de schooladvies- en bege leidingsdienst is nog het een en ander te zeggen. Hetgeen daarover is gezegd verheugt mij. De schooladvies- en begeleidingsdienst wordt po sitief ontvangen en de nieuwbouw van de G, T, S, wordt toegejuicht. Ten aanzien van de schooladvies- en begeleidingsdienst heeft de heer Van Os zelfs gezegd dat dit een voorbeeld van samenwerking is. De heer Van Os is van mening dat wij die samenwerkingsgedachte verder zouden moeten kunnen uitbouwen en daar ben ik het wel mee eens. De heer Van Os weet -- in de commissie onderwijs hebben wij daar her haaldelijk over gesproken -- dat wij bijvoorbeeld met betrekking tot de bouw van scholen in nieuwe stadswijken met het totale onderwijs aan tafel zitten en ik geloof dat wij moeten erkennen dat wij als gemeente alléén niets kunnen bereiken, maar dat wij met het onderwijs samen moe ten bouwen aan de nieuwe vormen in het onderwijs. Ten aanzien van de HEAO heeft al het een en ander in de pers gestaan, zodat ik er eigen lijk niets meer over behoef te zeggen. Men heeft een nieuwe koers inge slagen waardoor de kans van slagen wat groter wordt. De avond-MEAO wordt iedere keer aangevraagd en wij vinden ook dat die er moet ko men, maar wij zijn te dien aanzien afhankelijk van de rijksoverheid. De begeleiding van zieke kinderen is een onderwerp, dat bij de school advies- en begeleidingsdienst wel in studie is, maar voor zover ik het kan overzien is het met de mogelijkheden van rijkswege wat moeilijk gesteld. In ieder geval schenkt de schooladvies- en begeleidingsdienst er aandacht aan. Vervolgens denk ik dat ik met dezelfde moeilijkheid te maken krijg als de heer Crul, De heer Crul heeft sprekend over de permanente educa tie gezegd dat de mensen bij de tijd willen zijn. Hij was toen over tijd en ik denk dat ik nu ook al over tijd ben, maar ik heb wat geleend bij anderen. De permanente educatie is eigenlijk geen onderwerp dat men in vijf minuten kan behandelen. Het is een onderwerp waar enorm veel over te zeggen is, het is een problematiek waar bijzonder veel over is geschreven. Wij hebben niet alleen met onderwijsvoorzieningen te ma ken, maar ook met het ontwikkelingswerk, met de streekschool, met het avondcollege, met het schriftelijk onderwijs, met Teleac, met de studie van de innovatiecommissie over de open school, geïnstalleerd door minister Van Kemenade. Er is de stad van de open universiteit van de kring van Utrechtse repetitoren, het werk van de vakbewegingen, vrouwenbewegingen etc. De permanente educatie hangt ook nog met twee andere dingen samen. Ik ben het met de heer Crul eens dat het niet alleen om kleuter- en basisonderwijs gaat, maar in kleuter-, basis- en voortgezet onderwijs zouden wij het fundament moeten leggen. Naast de kennisoverdracht zouden in het onderwijs overigens ook de vaardig heid en het maatschappelijk functioneren aan de orde moeten komen en op die basis zouden mogelijkheden moeten worden geschapen voor de mens, die in het leven, dat inderdaad snel verandert, op de diverse ter reinen steeds bijleert. Dat belang wordt door het college heel duidelijk onderkend. Ik weet niet of wij er op dit moment feitelijk veel aan kun nen doen. De coördinatie, waarover de heer Van Os spreekt, wil ik gaar ne mede bevorderen, maar ik heb in de publikaties gelezen dat het ook wat dat betreft bij de rijksoverheid een kwestie van financiële mogelijk heden is, die mogelijk remmend kunnen werken op de echte uitgroei

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 277