278
7 MAART 1974
van dit gehele werk. Hierbij zou ik het willen laten.
Wethouder DE RAAFF: Er zijn drië probleemgebieden waarover
ik wil spreken en dat brengt mij meteen in de situatie dat ik prioritei
ten moet gaan stellen. Het vorig jaar ben ik begonnen met sociale za
ken en geëindigd met personeelszaken. Deze keer wil ik daarom begin
nen met personeelszaken, al was het alleen maar om aan te tonen dat
deze materie bij ons niet achteraan komt maar op de eerste plaats staat.
Ik wijk daarmee wel af van de betoogtrant van de heer Crul, die tot twee
keer toe een paragraaf beëindigd heeft met de woorden: "Tenslotte ben
ik van mening dat de gevolgen van de sanering voor het personeel met
zeer grote zorg in samenspraak met de betrokkenen en in overleg met
de vakbeweging moeten worden opgelost"Dat is juist, ik vraag mij
alleen af of hij aanneemt dat wij dit niet van zins zijn te doen. Als hij
dit aanneemt zou ik willen zeggen dat hij beter moest weten en als hij
het niet aanneemt vraag ik mij af wat dan de betekenis van de opmer
king is.
De heer Kramer heeft bijna 8 minuten over personeelszaken ge
sproken. Dat betekent dat ik bij zijn vragen en opmerkingen wat langer
stil zal moeten staan. Het college is er zich van bewust dat de ambte
naar in zijn werksituatie op alle mogelijke manieren de invloed ervaart,
die uitgaat van de huidige maatschappelijke ontwikkelingen. Ik bedoel
dit in de breedste zin van het woord. De vraag van de heer Kramer ten
aanzien van begeleiding en training in dezen zou ik als volgt willen be
antwoorden. Als de heer Kramer onder training verstaat het op peil hou
den van de voor het functioneren benodigde kennis en vaardigheid, kan
ik met een gerust hart zeggen dat op dit terrein voldoende wordt gedaan.
Wat de begeleiding betreft denk ik dat de heer Kramer de begeleiding
van alle veranderingsprocessen bedoelt. Dit zou onder andere kunnen
gebeuren in de vorm van kadercursussen en ik moet zeggen dat wij nog
een aantal wensen hebben, die gezien de beperkte mogelijkheden ech
ter slechts geleidelijk kunnen worden gerealiseerd.
De heer Kramer heeft op een gegeven ogenblik gezegd dat hij in
de commissie personeelszaken en in de commissie van het gemeentelijk
overleg de ontwerp-verordening over de medezeggenschapscommissies
op de agenda zou willen zien. De heer Kramer wordt op zijn wenken
bediend, want wij hadden al het voornemen deze materie aan de com
missie personeelszaken voor te leggen. Wat er eventueel aan veranderd
kan worden is natuurlijk mede afhankelijk van de speelruimte die wij
krijgen. U weet dat er verordeningen, regelingen en afspraken dienaan
gaande met de vakorganisaties zijn. Het zal niet alleen van mij afhan
gen wat wij kunnen doen, maar ook van de ruimte die wij van de vak
organisaties krijgen. Ik zeg de heer Kramer echter in ieder geval toe
dat wij dit jaar over deze materie zullen gaan spreken.
Het derde punt dat de heer Kramer aan de orde stelt is het werk
overleg. Het college is van mening dat het belang van een goed gestruc
tureerd werkoverleg ehorm groot is. Wij zijn van mening dat personeels
beoordeling, mits deze systematisch plaatsvindt, in belangrijke mate
tegemoet komt aan de behoefte aan werkoverleg, omdat juist in de be
oordeling het functioneren van de betrokkene in de met hem overeen
gekomen taak, met alle daaraan verbonden aspecten als werkverdeling,
werkmethode, werkfrequentie, aan de orde komt. Als een concrete in
formatie kan hieraan worden toegevoegd dat op dit moment met twee
gemeentelijke diensten overleg wordt gepleegd over het starten met de
personeelsbeoordeling.
De heer Kramer heeft nog vier expliciete vragen gesteld. Als hij