7 MAART 1974 280 alleen bestaat een dergelijke situatie natuurlijk niet alleen in deze sec tor. Datzelfde ongecoördineerde werken en elkaar overlappen ziet men ook in de gezondheidssector en het verbaast mij enigszins dat de heer Sandberg dat niet memoreert. De heer Van Os heeft dat wel gedaan; hij heeft in zijn betoog gesproken over het niet-gecoördineerd optreden in de gezondheidssector. In dit verband vraagt men zich soms wel af hoe het komt dat wij toch nog betrekkelijk gezond zijn, maar daar heeft de directeur van een groot ziekenhuis mij eens over geïnformeerd. Hij zei; "De mensen denken dat wij hen beter maken, maar zij vergeten dat zij in leven blijven omdat zij een sterk gestel hebben". Ik ben inderdaad ook van mening dat er ongecoördineerd wordt gewerkt en dat de subsidie systemen dit in stand houden. Er zijn instituten die een gemeentelijke subsidie krijgen of gesubsidieerd worden door rijk en gemeente samen en in dat geval heeft men als gemeente nog enig inzicht in het functione ren, maar het is u misschien opgevallen dat in de loop der jaren zeer ve le subsidies uit het gemeentelijk budget verdwenen zijn en, voor zover zij niet opgeheven zijn, direct naar het rijk zijn overgeheveld. Dat be tekent echter wel dat wij van de gesubsidieerde instituten te weinig zien om er een overzicht van te krijgen en dat wij er geen enkele invloed meer op kunnen uitoefenen. Als men een instituut niet subsidieert verliest men zijn "grip" daarop, maar dat neemt niet weg dat geconstateerd mag wor den dat de laatste jaren van lieverlede overlegvormen, samenwerkings- afspraken en coördinaties op vrijwillige basis tot stand komen. De heer Sandberg zegt dat de schaalvergroting temeer klemt om dat de schaalvergroting voor de deur staat. Die schaalvergroting staat echter al twintig jaar voor de deur, maar zij is nog nooit binnengekomen. Er is een commissie-Belinfante die al jaren op deze problematiek stu deert; op het ogenblik heeft deze commissie het zesde wets-voorontwerp ingediend om tot schaalvergroting te komen in het raam van de maat schappelijke dienstverlening. Ik hoop dat dit wetsontwerp er komt, maar ik durf niet te zeggen wanneer dit het geval zal zijn. Door dat wetsont werp wordt echter wel een zekere schaduw vooruit geworpen en dat is na tuurlijk links en rechts bekend. Op het ogenblik ziet men samenwerkings vormen-- fusies -- ontstaan omdat men verwacht dat er een moment kan komen, waarop men van de aarde '"weggepoetst" wordt omdat men te klein is. Op het ogenblik zijn er dus al samenwerkingsverbanden ge vormd in afwachting van het totstandkomen van die wet, zo die al tot stand komt. De heer Sandberg geeft mij moed en sterkte -- waarvoor mijn dank, want die zal ik nodig hebben --en stelt voor desnoods de subsidieknup pel voor grotere doelmatigheid te hanteren. Een knuppel klinkt mij niet al te sympathiek in de oren, maar laten wij zeggen dat ik het subsidie instrument indien nodig wel wil gebruiken. Dit is in het verleden ook wel min of meer geruisloos gebeurd. Het uitgroeien van instituten en het oprichten van nieuwe instituten is voorkomen door te zeggen dat er één instituut moest komen in plaats van drie. Dan kom ik aan een moeilijk punt. De planning, de programme ring en het afwegen van prioriteiten zouden snel moeten plaatsvinden, dat hebben wij ook in onze beleidsuitgangspunten geschreven. Ik zou niets liever zien dan dat dit zou gebeuren, maar ik ben er niet helemaal ge rust op. Wij moeten constateren dat de plaatselijke overheid niet bij mach te is hier "grip" op te krijgen en prioriteiten te stellen. Er zijn namelijk twee tegengestelde tendensen te constateren, waarvan de heer Jansen ook spréékt in zijn betoog. Hij heeft deze twee tegengestelde tendensen al leen in één zin uitgesproken en acht beide mogelijkheden blijkbaar te gelijkertijd realiseerbaar. Wat dat betreft verschil ik met hem van me-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 280