281
7 MAART 1974
ning. De ene tendens is gericht op grotere coördinatie en een duidelij
ker gezicht van de maatschappelijke dienstverlening. Ik meen dat wij
het daar grotendeels over eens zijn, maar de andere tendens is een steeds
verder gaande specialisering op het gebied van de dienstverlening. Men
ziet geregeld nieuwe instituten verrijzen, die zelf menen dat zij nodig
zijn. Ook de heer Jansen is deze opvatting toegedaan, want hij zegt op
een gegeven moment: "Wij streven naar een uitbouw van het maatschap
pelijk werk in de richting van groeperingen, die met overeenkomstige
problemen kampen". Ik neem aan dat hij een bundeling van gelijksoor
tige gevallen in de richting van een verdere verfijning bedoelt. Er ver
rijzen dus instituten die zelf menen dat zij nodig zijn en op zichzelf
misschien ook wel nodig zijn, maar die in verhouding tot andere dingen
die nodig zijn niet in aanmerking komen. U kunt zich voorstellen dat
een bepaald instituut op een gegeven ogenblik van mening is dat het ge
financierd moet worden, maar dat andere dingen -- gemeenschapshui
zen bijvoorbeeld -- ook noodzakelijk zijn. Dan gaat men afwegen, maar
deze instituten komen in die afweging eenvoudig niet voor, die worden
niet beoordeeld en hoe komt dat? Omdat zij naar mijn smaak daartoe in
staat gesteld worden door een min of meer oneigenlijk gebruik van de
algemene bijstandswet. Die instituten ontstaan, krijgen cliënten, die
cliënten kunnen het vaak zelf betalen maar niet altijd. Als zij niet kun
nen betalen ligt er een medische of sociale indicatie voor de sociale bij
standswet om het te betalen. De oorspronkelijke prioriteitstelling is er
echter nooit geweest en wij missen de "grip" op deze ontwikkeling. Nu
kan men wel zeggen dat het niet zo erg is dat wij die "grip" niet heb
ben, maar ik ben bang dat ook het rijk de "grip" mist en dat is toch een
angstige situatie.
De heer Sandberg vraagt ook naar een beleidsnota. Ik meen dat hij
doelt op de tweede nota huisvesting. Er komt binnenkort een nota in het
college over de centrale registratie. Enige tijd daarna hoop ik dat zij in
de commissies komt en als de commissies het goed vinden komt zij ook
wel in de raad, maar ik waag mij niet meer aan het vaststellen van het
moment waarop zij in de raad komt. Er komt echter binnen afzienbare
tijd iets over de centrale registratie. De tweede nota huisvesting komt
in ieder geval nog in deze zittingsperiode, maar de man die uiteinde
lijk de tekst moet verzorgen zou 14 dagen geconcentreerd aan deze zaak
moeten kunnen werken en door de veelheid van dingen die op hem af
komt is hij er nog steeds niet in geslaagd de redactie van dit stuk gereed
te maken. De nota komt in deze zittingsperiode, maar ik kan geen maand
noemen. Overigens heeft de heer Jansen gezegd dat DS'70 meent dat de
bejaarden zo lang mogelijk zelfstandig moeten blijven wonen. Hij spreekt
op een gegeven moment over geborgenheid en dat trachten wij juist door
de centrale registratie te bereiken, in die zin dat daardoor hopelijk de
ellenlange wachtlijsten van de bejaardentehuizen verdwijnen. Een be
jaarde kan dan rustig in zijn eigen woning blijven wonen maar heeft toch
de grotere zekerheid dat hij, als er iets gebeurt, een plaats vindt in één
van de verzorgingshuizen.
De heer Sandberg heeft nog om een algemeen paspoort voor bejaar
den gevraagd. Ik weet dat minister Van Doorn daarover onlangs enkele
dingen in de Kamer heeft gezegd. Er zijn mensen in ons midden die dat
misschien beter weten dan ikzelf. Ik heb begrepen dat het allemaal ta
melijk vaag was en ik zou de centrale ontwikkeling in dezen toch graag
willen afwachten; wij moeten geen dingen gaan doen die over een half
jaar misschien door de minister worden gedaan. Het opvullen van het Bre
dase paspoort heeft de voortdurende aandacht van de Stichting Bejaarden-
werk. In het afgelopen jaar is het een en ander gebeurd; op dit moment