285 7 MAART 1974 stelling als ambtenaar maar op basis van een stuk bewogenheid dagelijks op een voortreffelijke manier met deze problematiek bezig zijn. De raad is bekend met het proces van de renovatie: wij willen in vijf jaar 750 woningen renoveren. De heer Van Duijl heeft terecht gememoreerd dat de Vestkant klaar is, terwijl het Westeinde voor 2/3 gereed is. Wij zijn nog op 6 andere plaatsen bezig. Ik wil de raad in herinnering roepen dat wij ter handhaving van ons goedkoop woningbezit ook bezig zijn met het vrij omvangrijke groot-onderhoudsprogramma, ten bedrage van ongeveer 6. 000. 000, Ondanks dit alles, waar de raad zijn instemming mee eeft betuigd, blijft de vraag bestaan of de renovaties en de opknapbeur ten de alleenzaligmakende methodieken zijn om ons goedkope woning- bezit in stand te houden of dat wij moeten zorgen dat wij nieuwe goed kope woningen krijgen. Ik zou deze vraag op dit moment niet kunnen beantwoorden, maar als u ziet dat uw raad kredieten heeft gevoteerd voor de renovatie in Westeinde en Vestkant en dat de toenmalige afde ling openbare werken -- straks ook de commissie openbare werken -- geïnformeerd zal worden over de nu reeds plaatsgevonden hebbende kre dietoverschrijdingen, dan komen wij in de renovatiefase tot bedragen per woning die op het ogenblik volgens mijn schatting liggen tussen de 36. 000, -- en 37. 000, --. Dan rijst de vraag of dit de methodiek is die wij moeten blijven voortzetten. Ten aanzien van een aantal wo ningen zal dit noodzakelijkerwijze zo moeten zijn, ten aanzien van een aantal andere woningen zullen wij daarnaast de kwestie van goedkope nieuwbouwwoningen nadrukkelijker moeten gaan bekijken. In de tijd en de sfeer, waarin op het ogenblik de goedkope woningen in een ander kader dan vroeger op een verantwoorde wijze mogelijk zijn geworden, meen ik dat raad en college continu op het vinkentouw moeten zitten om een terechte keuze te maken. Tegelijkertijd introduceren wij dan een ander probleem. Eén van de raadsleden heeft daar vanavond in zijn algemene beschouwingen over gepraat en dit probleem doet zich voor op de Gerardus Majellawijk, waar wij gezien de kwaliteit van de woningen duidelijk gekozen hebben voor het afbreken daarvan en voor het herhuisvesten van de bewoners in nieu we, goedkope woningen op die plaats. Het aantrekkelijke van die nieuw bouwwoningen is natuurlijk ook dat er op een ander stedebouwkundig plan gezorgd kan worden voor een betere infrastructuur dan tot dusver in de oude wijken en buurten aanwezig is. Tegelijkertijd wil ik de raad ech ter met het probleem confronteren dat het in het emotionele vlak bijzon der moeilijk is de huidige bewoner in de richting van nieuwbouw te mo tiveren. Er speelt een verbondenheid met de eigen huisvesting mee, een kwestie van de kosten, die men aan de huidige huisvesting heeft besteed, terwijl ook huurmotieven een rol spelen. Wij zijn daar nog niet uitgeko men, maar als wij spreken over deze problematiek is het naar mijn me ning terecht dat wij de raad met deze dingen confronteren. De heer Van Duijl heeft gesproken over de optimale communica tie, die aanwezig dient te zijn bij dit soort problemen in de relatiepa tronen tussen overheid en bewoner. Ik wil eerlijk toegeven dat dit een groot probleem is. Het is een zaak die zich op dit moment niet in vaste stramienen laat neerleggen, het is geen zaak die zich op dit moment volgens tevoren goedgekeurde modellen k5n ontwikkelen, het is een zaak die zich, gezien ook de vrij nieuwe aanpak en onze onbekendheid met de problematiek in de afgelopen drie jaar, zal moeten ontwikkelen via vallen en opstaan. Eén ding is zeker, namelijk dat er van de kant van het ambtelijk apparaat optimaal en ook maximaal getracht wordt in ge sprek te blijven met degene, in wiens belang bepaalde dingen plaatsvin den. Ik wil tegelijkertijd ook hier weer de moeilijkheid signaleren dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 285