7 MAART 1974
296
vraag of dit orgaan het college kan adviseren omtrent de noodzaak, de
taak en de functie van een dergelijke raad voor de werkgelegenheid,
alsmede omtrent het bestuurlijk kader waarin zo'n raad kan opereren.
Ik heb al eens eerder opgemerkt dat men door het aantal commissies
en raden, dat op het gebied van de werkgelegenheid functioneert, vol
strekt hoorndol wordt. Vervolgens heeft de secretaris van de raad voor
de arbeidsmarkt een brief aan het college gestuurd, waarin als meest
wezenlijk element is opgenomen dat hij de aangelegenheid heeft ge
agendeerd voor een vergadering van het dagelijks bestuur. Die verga
dering is gisteren gehouden en een antwoord op onze vraagstelling wordt
nog geformuleerd. De leden van de commissie economische zaken heb
ben een afschrift van de brief ontvangen en zijn dus volledig op de hoog
te. Wij wachten nadere berichten af.
De tweede vraag, namelijk die rond het sociaal statuut tussen be
drijf en vakbeweging, eist naar onze mening een wat bredere behande
ling. De PAK-fractie geeft het college in overweging -- ik vat het wat
samen -- om bij de onderhandelingen met nieuwe bedrijven een sociaal
statuut tussen bedrijf en vakbeweging als voorwaarde te stellen. In dit
statuut zouden naar het oordeel van het PAK regels moeten worden opge
nomen over onder andere het aantrekken van personeel uit regio en ge
west, primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden, milieubepalingen en
de huisvestingsproblematiek. Wellicht mag ik het PAK de nota aangaan
de de werkgelegenheid in de herinnering roepen, die wij in oktober heb
ben behandeld. Daarin en in de behandeling van deze nota in de raad
is naar voren gekomen dat het college bij het aantrekken van vestigings
kandidaten vanuit verschillende optieken al selectief opereert. Alleen
schone bedrijven worden geaccepteerd, hetgeen hetzelfde is als het we
ren van bedrijven die het milieu ongunstig beïnvloeden. Ten tweede
dient de aard van de werkgelegenheid te passen in de behoefte aan dat
soort werkgelegenheid. Ten derde wordt gestreefd naar een kwalitatie
ve werkgelegenheid, zowel qua niveau als qua beloning. Ten vierde
wordt aan de hand van het ABC voor handel en industrie -- dat is een
soort wie is wie, maar dan voor bedrijven en eventuele jaarverslagen
van bedrijven onzerzijds beoordeeld of het desbetreffende bedrijf renda
bel is, derhalve gezonde bijdragen kan leveren tot de economische struc
tuur tuur hetgeen zowel van belang is voor het individuele personeel als
voor de algemene economische situatie. Voorts is het zo dat de concre
te situatie met betrekking tot de aanwezigheid van een arbeidspotentieel
één van de voornaamste vestigingsnjotieven is, zodat een voorwaarde om
personeel uit regio en gewest aan te trekken volstrekt overbodig is. Dat
geldt ook voor de huisvesting: de aanwezigheid van woningen blijkt een
voortdurende zorg van nieuwe vestigingskandidaten én van de bestaande
industrieën. Kortom, de bijdrage die de gemeente terzake kan leveren
is of reeds geregeld of volstrekt overbodig. Het blijkt derhalve dat het
college het PAK voor zover dat relevant is reeds op zijn wenken heeft
bediend zonder dat het PAK daar zelf overigens erg in had. De onuit
gesproken bedoelingen van de heer Crul gaan echter zoals gebruikelijk
veel verder. Voor zover het college die ideeën van de PAK-fractie niet
onderschrijft bevinden wij ons -- en ik ben blij dat de vorige spreker een
dergelijke opmerking ook heeft kunnen maken -- ijl uitstekend gezel
schap, namelijk van het huidige kabinet dat dit land tracht te regeren.
Als men het gebabbel van de heer Crul over het functioneren van het
college aanhoort zou men gaan geloven dat dit helemaal:niet kan, maar
ik verzeker u dat het wel het geval is. Wat is er gebeurd? Minister Boers-
ma van sociale zaken heeft zich uiterst kritisch opgesteld tegenover een
besluit van de gemeenteraad van Rotterdam tot invoering van een sociaal