309 8 MAART 1974 stelling van een commissie ex artikel 61 overgaan, waarvan hij dan het liefst de voorzitter wil zijn, maar hij wil toch minstens in die commissie zit ting hebben» Aangezien dit alles nog niet geheel duidelijk is, gaat het ons net iets te ver. Ik heb gisteren dan ook mijn waardering voor de Cul turele Raad uitgesproken, want wij zijn het met deze raad eens dat er eerst stapsgewijs ervaring moet worden opgedaan en dat er gefaseerd moet worden gewerkt. Uit mijn opmerkingen over de openbare bibliotheek zult u hebben begrepen dat wij tegenover de instelling van een commis sie ex artikel 61 voorzichtig staan als er geen goed uitgangspunt aanwe zig is om daartoe over te gaan. U moet hieruit echter niet begrijpen dat wij in het geheel niet vóór commissies ex artikel 61 zijn. Wij willen de zekerheid dat het geld voor culturele aangelegenheden in de toekomst voor de gehele Bredase bevolking op grond van verantwoorde en goede uitgangspunten beschikbaar blijft. Tenslotte wil ik nog op de openbare bibliotheek ingaan. Ik ben één van de twee leden die namens de raad in deze commissie zitting heb ben en als zodanig meen ik dat ik een taak heb» In de eerste plaats wil ik u dan vragen waar óp de agenda de behandeling van de bestuurscom missie Openbare Bibliotheek voorkomt. Ik neem aan dat daarop bij het hoofdstuk Cultuur nog kan worden ingegaan, maar formeel is dit punt niet aangegeven. Ik meen dat het antwoord van de wethouder net niet voldoende was. Het is vervelend om cijfers te noemen, maar ik moet dat in dit ver band toch wel doen. Van de 110. 000 banden in de bibliotheek zijn er 45. 000 aan vernieuwing toe. Het is een vaste norm dat er jaarlijks 15.000 banden moeten worden vervangen, maar in dit geval wil dat zeggen dat er 60. 000 banden moeten worden vervangen. Wij hebben er dit jaar gro te moeite mee om aan de normale vervanging toe te komen en eigenlijk kunnen wij de 15. 000 banden die moeten worden vervangen, niet ver vangen, zodat bij de bibliotheek de situatie terugloopt» Het zal op die wijze geen twintig jaar duren voordat de bibliotheek is opgeheven en dat is nog iets anders dan ik gisteren heb gezegd, namelijk dat de achterstand binnen twintig jaar moet worden ingelopen. Het aantal boeken dat kan worden geleend is al van drie naar twee teruggebracht. Moeten wij wel licht een ledenstop gaan instellen? Wij durvan het bezoek op dit moment tenminste niet te stimuleren en dat is ernstig. De wethouder is hiervan wel op de hoogte, maar ik zal hierover graag wat meer van hem horen. Hij kan wel stellen dat wij op de wet op de bibliotheken wachten, maar hij kan het hiermee niet alleen afdoen. U weet dat ik over het indienen van een motie heb gesproken en de strekking van deze motie zal dan zijn dat de begroting van de openbare bibliotheek bij voorkeur moet wor den behandeld als wij ons met het opstellen van de gemeentebegroting voor 1975 bezighouden. Voordat ik tot indiening overga zal ik echter graag van u vernemen of deze motie noodzakelijk is. De VOORZITTER: De heer Van Os heeft zich geëxcuseerd over het feit dat hij enige tijd later zal komen, maar ik neem aan dat mevrouw Van Nes de honneurs zal waarnemen. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Dat zal ik inderdaad doen. De heer Van Os was gisteravond verhinderd het antwoord van het college bij te wonen en ook nu heeft hij andere werkzaamheden. Hij heeft mij om die reden verzocht het van hem over te nemen. Er is gisteravond en ook nu weer een politiek spel van liefde en haat opgevoerd en ik acht het van belang dat wij als kleine groepering die de laatste tijd toch het een en ander naar voren heeft gebracht hier-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 309