311 8 MAART 1974 Beemden ingegaan. Wij blijven van mening dat het beleid ten opzich te van de stad zelf belangrijker is dan hetgeen momenteel voor de Haag se Beemden moet worden gedaan. Wij betreuren het dan ook dat wij gis teren van wethouder Van Dun moesten vernemen dat er eenmaal in de maand een gezelschap bijeenkomt om over de Haagse Beemden te spre ken, Als zodanig is dit natuurlijk juist als men van mening is dat de Haag se Beemden onmiddellijk moeten worden gerealiseerd, maar wij zijn die mening niet toegedaan. Naar onze indruk wordt daardoor namelijk het werken aan de stad opnieuw op de tweede plaats gesteld. Het is duide lijk dat u met het beschikbare team niet alles tegelijk kunt doen, maar op deze wijze trekt u de Haagse Beemden voor op de stad en dit achten wij niet juist. Wij zijn het met de heer Froger eens dat de stad zelf vóór moet gaan. Met betrekking tot de scheiding van goede en kwade geesten zo als die zich in de raad voordoet zijn wij toch een andere mening dan de heer Crul, de voorzitter van het PAK, toegedaan. Wij menen namelijk dat die scheiding veel meer moet lopen via een uitspraak over hetgeen men conservatief -- behoudend --of progressief noemt dan via bepaal de partijen. In het verleden hebben wij van die houding ook blijk gege ven, want enkele malen konden wij bijvoorbeeld met moties van de K.V. P. meegaan. Ik denk hierbij dan aan de motie over de G. T.S, die het vorig jaar is ingediend. Bovendien wil ik eraan herinneren dat het initiatief-voorstel over de Gildewijk indertijd eveneens door de K. V. P. is gesteund en in het begin bestond daaromtrent een vorm van samenwer king, hoewel die later helaas in duigen viel. De opmerkingen van de heer Van Duijl over het sociaal model voor de renovatiewijken kon ik eveneens onderschrijven, want dit is een kwes tie die ik meermalen ter tafel heb gebracht. Misschien kunnen wij daar over gezamenlijk een idee ontwikkelen. Ik, wil hierop nu niet verder in gaan, omdat deze aangelegenheid duidelijk bij de portefeuille van volks huisvesting thuishoort, maar ik vond dit een belangwekkend geluid. Verschillende malen konden wij ook met voorstellen van deV.V.D. meegaan, ik herinner hierbij aan het initiatief-voorstel over de afslui ting van de Grote Markt dat door de V. V. D. is ingediend en door ons is ondersteund. Ik kan mij zelfs herinneren dat ik eens een motie van de V.V, D. heb ondertekend die op de nota over de bejaardenhuisvesting betrekking had. Naar mijn mening moeten wij aspecten die wij op grond van onze politieke overtuiging van wezenlijk belang voor de stad achten gezamenlijk kunnen behandelen. In het kader van het verwezenlijken van onze politieke inzichten is de deelname van de burgerij bij het be stuur noodzakelijk; ik ben daarop zojuist al ingegaan. Wij volgen het werk van vele actiegroepen daadwerkelijk en als wij dit van algemeen be lang achten steunen wij het ook. Wij doen dit ook als het werk niet be paald zo gestructureerd of representatief is als door het college dikwijls wordt verlangd. De openbaarheid en de openheid achten wij ook voor het gemeentebestuur zeer belangrijk. Helaas zijn wij in dit opzicht nog niet half op weg. Er is nog dikwijls sprake van schijninspraak en hoewel de vergaderingen openbaar zijn is hetgeen daar niet wordt gezegd vaak belangrijker dan hetgeen daar wel wordt gezegd. Evenals de heer Crul ben ik van mening dat een vertrouwelijke vergadering over de superstore van onze deelname verstoken moet blij ven. U weet hoe belangrijk de kwestie van de superstore door alle men sen in de stad wordt gevonden, want bij iedere vergadering wordt daar over gesproken en de mensen vragen voortdurend om informatie. Het ge tuigt dan niet van openheid als daarover in een vertrouwelijke vergade ring, onder elkaar, wordt gesproken waarbij de burgers in de kou blij-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 311