8 MAART 1974 312 ven staan. Wethouder Van Dun is gisteravond nogal uitgebreid ingegaan op onze stellingname ten opzichte van de centrumfunctie van Breda, De kreet "Breda hoofdstad van West-Brabant" hebben wij nog niet zo lang geleden in een beleidsnota aangetroffen en wij hebben daartegen nogal geprotesteerd. Gelukkig is die kreet nu vervallen en ik ben blij dat dit is gebeurd. Natuurlijk is de centrumfunctie een gegeven waarover men uit allerlei gezichtshoeken kan spreken, U hebt gezegd dat u het streek plan onderschrijft, maar dit is voorlopig voor ons geen reden het streek plan te onderschrijven, tenzij het aan de veranderde groei in het gewest wordt aangepast. Het gaat hierbij naar mijn mening om de vraag wat men onder hoogwaardige voorzieningen verstaat. Wij menen dat met na me de stad de plaats is waar de culturele en maatschappelijke waarden van de samenleving zich moeten kunnen manifesteren. Dit geldt dan in het bijzonder voor voorzieningen op het gebied van cultuur, onderwijs en dergelijke, dus alle voorzieningen die met maatschappij en cultuur te maken hebben. De economische functie moet van die eerstgenoem de functie een afgeleide zijn. Voordat wij ruimtelijk ordenend gingen denken kwam de handelaar vanzelf op plaatsen waar mensen samenkwa men. Ik meen dat wij het aantrekken van allerlei economische functies ondergeschikt aan het stimuleren van een onderkomen voor allerlei maat schappelijke en culturele functies zouden moeten maken. Wij menen derhalve dat de groei van binnenuit moet plaatsvinden en niet door het aantrekken van bevolkingsgroepen die dan in slaapsteden worden onder gebracht. Ik wil nog even iets over het overleg in de regio en het gewest zeg gen. Breda is, óók van de centrumfunctie uit geredeneerd, de plaats waar iets gebeurt of zal moeten gebeuren. Men kan zich in dit verband afvra gen of er wel iets is gebeurd. Ik wil u eraan herinneren dat bij de discus sies over de annexatie een motie is ingediend waarbij het college duide lijk werd verzocht een plan voor de structurering van regio en gewest in ruimtelijke zin op te stellen. Wij moeten thans, drie jaar later, consta teren dat die motie nog altijd niet is uitgevoerd. Het is onze mening dat het gemeentebestuur de werkelijke mogelijkheid bezit om aan het gebied sturing te geven, maar die kans voorbij heeft laten gaan. Men heeft in een isolement aan de opzet van de Haagse Beemden gewerkt tot er van de zijde van de provincie een aanmaning kwam om bij dit overleg ook de randgemeenten te betrekken. Nog altijd is dit echter geen regionale aangelegenheid. Wij achten dit dermate belangrijk dat wij van mening zijn dat Breda nu toch verplicht is aan de regio bevoegd heden in die zin over te dragen. Eigenlijk zijn wij altijd een tegenstan der van het overdragen van bevoegdheden aan de regio geweest, omdat wij tegen een getrapte beslissingsstructuur waren, maar wij zijn nu toch van mening dat Breda een kans heeft gemist en dat deze kwestie zozeer dringend is dat op vrijwillige basis vrijwel geen kans bestaat dat Breda zijn stuwende functie zal kunnen waarmaken, zodat het noodzakelijk is op korte termijn tot die verzwaring over te gaan. De VOORZITTER: Ik moet ook de heer Von Schmid excuseren. Hij zal tot ongeveer 16. 00 uur niet aanwezig zijn, zodat hij vermoede lijk niet aan dit deel van het debat zal kunnen deelnemen. Het woord is derhalve thans aan de heer Jansen. De heer JANSEN: Gezien de tijdsoverschrijdingen zal ik mij tot een drietal opmerkingen beperken. In vorige begrotingsvergaderingen hebben wij al voor de instelling

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 312