316
8 MAART 1974
Wethouder BROEDERS: Het saneringsrapport geldt voor de jaren
1974 en 1975 en ik meen zelfs ook voor het jaar 1976.
De heer Jansen heeft een vraag over de carnavalskrant gesteld, om
dat hij een verschil van 1. 000, -- heeft geconstateerd. Hij heeft ge
vraagd of dit misschien de kosten van het drukwerk waren of dat dit sa
menhing met de voorlichting die tot de portefeuille van de burgemees
ter behoort. Ik heb even aan een carnavalsgrap gedacht, maar ik neem
aan dat het een fout zal zijn.
De heer JANSEN: Bovendien heb ik mij ook vergist, want bij een
nadere bestudering blijkt dat de drukker ons 1. 000, -- heeft terugge
geven.
Wethouder DE RAAFF: Ik geloof niet dat ik in staat zal zijn de op
merkingen die naar aanleiding van mijn portefeuille zijn gemaakt in ze
ven minuten uitvoerig te beantwoorden. Het zal daarom het beste zijn
sommige punten naar de eerstkomende commissievergaderingen te ver
wijzen.
Ik heb begrepen dat de heer Crul het wel met de uitvoering van
ons personeelsbeleid eens kan zijn. Wij trachten tot een zo volledig mo
gelijke harmonisering tussen het welbevinden van de ambtenaar en het
werk dat moet worden gedaan te komen. Hij zal het echter ook met mij
eens zijn dat dit een moeilijke opgave is en dat het niet altijd zal ge
lukken die harmonisering te bereiken. Er zal altijd een spanningsveld
blijven, maar het is de bedoeling dit zo klein mogelijk te doen zijn.
Ik wil mij niet heiliger voordoen dan ik ben en ik wil daarom ook niet
beweren dat er tussen werkgever en werknemer geen belangentegenstel
lingen zijn, want ik meen niet dat wij in een maatschappij leven waar
die tegenstellingen zijn uitgebannen.
De heer Crul heeft ook gezegd dat de sociale benadering op de
achtergrond dreigt te geraken. Ik wil hierop niet diep meer ingaan, maar
het kiezen van de prioriteiten wordt steeds moeilijker en steeds harder.
Het is voor mij echter de vraag of men dan van minder sociaal kan spre
ken; er is wel sprake van minder zacht. Men spreekt wat betreft de socia
le zaken wel eens van zachte zaken, hetgeen tegenwoordig deftig "soft
work" wordt genoemd. Ik heb hier echter grote bezwaren tegen, want
ook sociale zaken kunnen keihard zijn. Als men een bedrag van^ 1.000,
heeft, kan men 100 mensen met 10, -- helpen of 10 mensen met^f.lOO,—
Het is echter nog erger dat men soms -- tegenwoordig lijkt het daarop uit
te draaien -- één mens met 1. 000, -- moet helpen. Ik heb hier giste
ren in het kader van de steeds verder gaande verfijning iets over gezegd.
Deze verdergaande verfijning kost steeds meer geld en het is dan de vraag
hoeveel mensen met welke intensiteit van begeleiding men moet helpen.
De heer Sandberg heeft toch wel één lachwekkende opmerking ge
maakt, namelijk dat het van één man voor een groot deel kan afhangen
of een nota-Bejaardenhuisvesting klaar komt. Eigenlijk is dit in het ge
heel niet lachwekkend, maar zeer triest. Ik heb ook geen organisatie
deskundige nodig die kan uitmaken hoe dit komt, want ik zit zo dicht bij
de bron dat ik dat wel weet. Als men over drie man beschikt kan men geen
werk leveren waarvoor zes man nodig is. Dit neemt echter niet weg dat
wij toch zullen trachten die nota zo spoedig mogelijk gereed te krijgen.
De heer SANDBERG: Is het de werkelijke situatie dat drie man het
werk van zes man moet doen?