317
8 MAART 1974
Wethouder DE RAAFF: Neen, ik beschik over drie man, maar voor
de vragen die met de bestudering van het probleem samenhangen is wel
zes man nodig»
De heer Kramer heeft weer enkele personeelsproblemen aangeroerd»
Ik meen dat er tussen hem en mij een soort begripsverwarring met betrek
king tot de termen "werkoverleg" en "werkbespreking" is ontstaan» Het
lijkt mij het beste dat wij daarover in de commissie Personeelszaken eens
uitvoerig spreken. Juist door het invoeren van die personeelsbeoordeling
is het wel niet geheel maar toch voor een groot gedeelte mogelijk de ma
terie die hij bedoelt in het overleg te bespreken. Het gaat er namelijk
om dat wij met de mensen bespreken hoe alles overkomt, of er werkover
leg wordt gepleegd en of de situatie hen bevalt. Ik geef toe dat dit niet
geheel datgene is wat de heer Kramer bedoelt, maar in de commissie
zal ik wel vernemen wat hij precies bedoelt» Misschien duidt hij uitslui
tend op het bespreken van het werk door de chef met zijn ondergeschik
ten, maar ik meen dat dit reeds wordt gedaan. Ik wil niet beweren dat
dit op alle niveaus en alle plaatsen gebeurt, maar er is mij toch een
aantal gevallen bekend waarin dit wel degelijk geschiedt» Misschien kan
de heer Kramer hierop te zijner tijd nog wat dieper ingaan. Wij zijn ook
van mening dat juist de personeelsbeoordeling de basis moet zijn voor
het verkrijgen van een goed inzicht in alle situaties en gegevens. Eerst
als over de nodige gegevens wordt beschikt is een zinvolle loopbaanplan
ning en job-rotation mogelijk. Dergelijke dingen zijn mijns inziens dus
tijdelijk, maar ik heb geen bezwaren tegen het pousseren en bewerkstel
ligen van werkbesprekingen.
De heer Kramer heeft vervolgens nog twee dingen gezegd die op
de volksgezondheid betrekking hebben. Ik meen niet dat het nodig is nog
maals op de "magerte" van de G. G„ G. D„ in te gaan. Het is moge
lijk daarover opmerkingen te maken, maar ik zal dat deze keer maar
niet doen. Het afstoten van taken betekent natuurlijk niet dat activitei
ten geen doorgang meer zouden kunnen vinden, want die taken kunnen
ook door andere instituten worden vervuld, zodat het werk wel plaatsvindt
maar niet meer ten laste van deze begrotingspost komt.
De hart- en vaatziekten vormen inderdaad een zeer ernstige kwes
tie waaraan alle aandacht moet worden gegeven» Het is inmiddels wel
bekend welke factoren het risico van deze ziekten veroorzaken, name
lijk te veel eten, te weinig beweging, te veel roken -- u ziet dat ik op
het ogenblik niet rook te veel stress, bloeddrukverhoging en een jach
tig leven. Dit is dus een welvaartsziekte die het gevolg van een bepaald
gedragspatroon of een bepaalde leefwijze is. Het is duidelijk dat de op
lossing van deze problematiek via twee wegen moet worden aangepakt.
In de eerste plaats is dit de gezondheidsvoorlichting en daarover hebben
wij met elkaar al eens gesproken. Het gaat erom dat er een zodanige
voorlichting wordt gegeven dat het gedrag inderdaad wordt beïnvloed,
want als de ziekte er al is of dreigt te ontstaan is het eigenlijk veel te
laat. In dit kader geldt ook dat voorkomen beter dan genezen is. Lan
delijk wordt er op dit gebied nogal wat gedaan via de t. v.de anti
rookacties van dr. Meinsma en de Hartstichting. Als men tegenwoordig
een arts bezoekt, ziet men overal de folders. Plaatselijk wordt hieraan
via de adolescentenvoorlichting iets gedaan en tevens via de voorlichting
aan kleine kinderen en moeders die wij te zijner tijd hopen te gaan ge
ven. Deze voorlichting zal op de duur meer dan alleen de tandhygiëne
betreffen. Men moet echter niet het één doen en het ander laten en het
is zeker belangrijk dat wordt onderzocht bij welke mensen risicofacto
ren aanwezig zijn. De heer Kramer heeft in dit verband gewezen op een
project dat op vele plaatsen in Nederland plaatsvindt. Dit is erop gericht