321
8 MAART 1974
noemd handelen, is dat evenzeer een klap in het gezicht van de ambte
naren die dagelijks in diezelfde eerste lijn staan. Als zodanig is mijn
opmerking van gisteravond bedoeld.
Met mevrouw Van Nes heb ik eveneens verschil van mening. Zij
heeft gezegd dat het college duidelijk aan economische problemen prio
riteit geeft en zij heeft daarbij op de randbebouwing van de Hoge Vucht
gewezen. Naar mijn mening spant zij echter het paard achter de wagen,
want dit is geen economisch probleem. De raad heeft bij raadsbesluit de
grond rond de Hoge Vucht aan een aannemer verkocht en men moet dan
niet stellen dat er plotseling economische problemen zijn waaraan het
college prioriteit geeft. Het college houdt echter rekening met raadsbe
sluiten en voert deze uit. Dit is enigszins correcter dan de bewering dat
de economie de prioriteit in de banier van het college heeft. Ik acht het
ook niet correct van mevrouw Van Nes dat zij stelt dat de benadering
van het college van het komend projectteam-Hoge Vucht halfslachtig is.
In alle openheid -- de raad heeft daarvoor ook in meerderheid geopteerd
-- heeft het college duidelijk gesteld dat het optimaal aan het project
team-Hoge Vucht wenst mee te werken. Wel wensen wij echter duidelijk
heid inzake doelstellingen, representativiteit en taakstelling. Wij heb
ben de komende participanten een uitnodiging gestuurd en over twee we
ken zullen wij bijeen zijn. Ik acht het daarom een aantijging dat wij in
dezen halfslachtig zouden opereren.
Mevrouw Van Nes heeft mij ook op een ander punt verkeerd be
grepen. Ik heb ten aanzien van de Haagse Beemden gezegd dat wij met
twee structuren werken teneinde u, conform de bedoeling van de raad,
op zo kort mogelijke termijn verdere besluitvorming terzake voor te leg
gen, maar mevrouw Van Nes moet dan niet denken dat er structuren
zijn gevonden waardoor de Haagse Beemden ten aanzien van de activi
teiten met betrekking tot de binnenstad worden voorgetrokken. Als ik
mevrouw Van Nes zou voorschotelen welke structuren binnen en buiten
het gemeentelijk apparaat ter zake van de binnenstad worden gehanteerd,
zou zij wellicht omgekeerd kunnen gaan denken. Bij de centrumfunctie
gaat het per se niet alleen om het aantrekken van economische krachten
boven het geven van impulsen aan culturele en sociaal-maatschappelijke
beleving, maar beide aspecten gaan hand in hand. Het huisvesten van
mensen en het bieden van een sociaal-culturele infrastructuur kost nogal
wat en wij moeten er evengoed voor zorgen dat de middelen daarvoor
aanwezig zijn.
Wethouder MANS; De heer Van Duijl heeft om maatregelen voor
de Galderse Meren verzocht, ik meen dat wij hierbij twee mogelijkhe
den moeten onderscheiden. In de eerste plaats kunnen wij daar optima
le recreatieve voorzieningen realiseren, maar ik heb al gezegd dat dit
zonder rijksbijdrage en zonder inpassing in een regionaal basisplan on
mogelijk is. Concreet betekent dit dat wij daarvoor op dit moment geen
geld beschikbaar hebben. Het is ook mogelijk dat daar het zwemmen
niet wordt toegestaan, maar dit betekent dat wij verantwoordelijkheid
dragen ten aanzien van de mensen die toch een poging doen om daar te
gaan zwemmen. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt in de eerste plaats
bij de gemeente Nieuw-Ginneken en uit overleg met die gemeente is ons
gebleken dat zij zich daarvoor sterk zal maken.
De heer Sandberg heeft over de personele bezetting van het bureau
Culturele Zaken vragen gesteld en inderdaad ben ik op dat punt gisteren
niet ingegaan. Als men vraagt of wij meer mensen zouden kunnen ge
bruiken is het ondoenlijk te antwoorden dat dit niet nodig is, want na
tuurlijk zouden wij meer mensen kunnen gebruiken, waardoor een aantal