327 8 MAART 1974 Wethouder VAN GRAAFEILAND; Het slachthuis is inderdaad inmid dels in een woonwijk gelegen, maar ik wil er op wijzen dat het slacht huis er het eerst was. Dit neemt echter met weg dat wij alle milieu hygiënische problemen waaraan iets kan worden gedaan ter hand zullen nemen. Wij bouwen momenteel een nieuwe silo, waardoor het haar- en het vleesafval op een zo reukloos mogelijke wijze van het slachthuis zal verdwijnen. Wij hebben ook goede contracten met het afvoerbedrijf gesloten. Natuurlijk verspreidt het slachthuis in de zomer bij tijd en wijle een geur die niet als bijzonder prettig wordt ervaren, maar ander zijds levert deze milieutechnisch gezien geen enkel gevaar op. Deson danks doen wij hier alles aan. Ik ben het geheel met de heer Van den Wijngaard eens dat 1973 een goed jaar is geweest. De begroting zal naar alle waarschijnlijkheid worden gehaald en het is als zodanig al een goed gegeven dat er bij de begrotingsopstelling niet is gemajoreerd. Het acquisitiebeleid heeft in ieder geval opgeleverd wat wij daarvan in 1973 hadden verwacht. U weet dat wij in de loop van 1973 al een contract met een firma hebben geslo ten die de productiviteit van het slachthuis zou kunnen verhogen. Het is anderzijds echter gevaarlijk op die weg te blijven voortgaan, omdat er nooit zodanige afspraken kunnen worden gemaakt dat een bepaalde productiviteit wordt gegarandeerd, In de kwestie van Van de Ven is dat eveneens niet gebeurd en vermoedelijk zal dit ook voor de andere gro te gebruikers van het slachthuis niet gebeuren. Als wij een bepaalde kor ting op het tarief zouden toepassen zou dit aan de basis van het tarief terug moeten worden gevonden; als wij de inkomsten gelijk willen hou den moeten die door de andere gebruikers van het slachthuis worden op gebracht. Onze politiek ten aanzien van die tariefstelling is de raad in middels wel bekend. Wij zijn van mening dat de wervingskracht voor het slachthuis met name in een economisch concurrerend tarief is ge legen. In het verleden heeft het daaraan wel eens ontbroken, maar al le leden van de commissie zijn het er wel over eens dat het huidige ta rief in geheel Brabant en eigenlijk in geheel Nederland als zeer concur rerend mag worden gezien. De afschaffing van artikel 8 zullen wij dan ook nauwelijks als problematisch tegemoet zien. Afgezien daarvan zijn de opbrengsten van artikel 8 voor de slachthuisexploitatie wel belang rijk, maar niet zodanig dat de afschaffing van dat artikel een zeer on gunstige invloed op de exploitatie zou hebben. De afname van de runderen voor 1974 zou naar de mening van de heer Van den Wijngaard onjuist zijn. Ik vind het prettig dat wij in de raad naast de heer Van Caulil opnieuw een deskundige hebben gekregen die zich van al deze aangelegenheden op de hoogte stelt. U kunt zich voorstellen dat deze opmerkingen niet direct uit de koker van het be stuur komen, maar dat toch bij de directie het oor te luisteren wordt gelegd. Ik kan mij ook wel voorstellen dat die directie gelijk heeft. De heer Van den Wijngaard heeft gezegd dat de E. E, G. eind 1973 een be sluit heeft genomen dat voor 1974 enig soelaas zou bieden, maar de runderen moeten eerst geboren worden en opgroeien voordat zij vlees worden. De heer VAN DEN WIJNGAARD; Ik spreek niet over runderen die eerst nog moeten opgroeien, maar over runderen die "bekwaam" zijn om te worden geslacht. De heer FROGER: Dat zijn dus bekwame runderen.'

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 327