333
8 MAART 1974
stelling tussen het waterschap en de onderhandelaars van de zijde van
de gemeente gesproken. Ik wil wat dit betreft op twee punten ingaan.
In de eerste plaats wordt er geconstateerd dat er een verschil van
6. 000. 000, -- is en dit betekent dat er weer een groot gat in de be
groting van Breda zal vallen. Wij spreken nu toch over de begroting.
Ik acht dit derhalve een bijzonder zorgwekkende situatie en het verwon
dert mij dan eigenlijk ook dat de fractievoorzitters hierop niet onmiddel
lijk zijn ingegaan teneinde nadere en diepere informatie te vernemen.
De wethouder heeft wel toegezegd dat dit punt in de commissies van Open
bare Werken en Financiën zal worden besproken, maar ik moet opmer
ken dat bij het commissieberaad in het verleden vele malen over de gang
van zaken bij de rioolwaterzuivering is gesproken; ook in de raad is dit
verschillende malen punt van bespreking geweest. Om allerlei redenen,
waaronder tactische redenen, is toen gezegd dat wij daarover maar eens
rustig moesten praten en dat dit punt niet te veel in de publiciteit moest
worden gebracht. In de commissies is ons nadrukkelijk verzocht met be
trekking tot deze gehele situatie mee te denken; u hebt hierover zelfs
vrijdag jl, nog gesproken. U kon toen nog niet meedelen dat de onder
handelingen in een zodanig stadium verkeerden als nu plotseling bij de
algemene beschouwingen is gebleken. Ik moet u zeggen dat ik dit ook
in het kader van het overleg een ernstige situatie acht. Vooral ten aan
zien van aangelegenheden die van een dergelijke formidabele betekenis
zijn als deze en die grote financiële consequenties kunnen hebben had
den wij als raad en als commissies duidelijk moeten meedenken. Ik ben
zeer benieuwd naar het antwoord, hoewel ik aanneem dat er zal worden
gezegd dat deze kwestie opnieuw in de commissies aan de orde zal ko
men, maar ik wil duidelijk vaststellen dat wij hier in feite met een si
tuatie worden geconfronteerd waaruit duidelijk blijkt dat de onderhande
lingen in een zeer vergevorderd stadium zijn. Enerzijds komt men nu
niet verder, maar als men wel overeenstemming had bereikt zouden wij
nu met een overeenkomst zijn geconfronteerd terwijl wij daarover in het
geheel niet hadden kunnen meedenken.
De heer CRUL: Ik wil de woorden van de heer Van Banning onder
schrijven. Over dit punt had ik bij de algemene beschouwingen nog wel
willen spreken, maar gezien de spreektijdbeperking was dit niet moge
lijk. Ik ben het volledig met zijn stelling eens en ik wil nog wat verder
gaan. Wij zullen hierover toch een besluit moeten nemen en misschien
kunnen wij bij die besluitvorming van leden van deze raad die in het be
stuur van het waterschap zitting hebben vernemen hoe het standpunt van
het waterschap eigenlijk is geformuleerd. Wellicht bestaat daartoe de mo
gelijkheid.
Wethouder VAN DUN: Ik meen dat er ondanks de vraagstelling van
de heren Van Banning en Crul over de rioolwaterzuivering in deze raad
toch voldoende duidelijkheid bestond teneinde de situatie op haar eigen
merites te kunnen beoordelen. De bedoeling van Breda is te allen tijde
geweest de rioolwaterzuiveringsinstallatie in haar totaliteit aan het wa
terschap over te dragen. Ik meen dat daarover geen misverstand bestaat.
Het college is van mening dat de prijs voor de overname op een zodanig
niveau zou moeten liggen dat er voor Breda na de overname geen enke
le financiële consequentie meer resteert. De prijs die wij dan moeten
fixeren -- een bedrag van 35. 000. 000,is duidelijk door de vroe
gere besluitvorming van de raad ontstaan en dit is het uitgangspunt voor
het college geweest. Anderhalf jaar geleden zijn wij met de onderhande
lingen begonnen en wij hebben daarbij over een veelheid van aspecten