346
8 MAART 1974
De heer VAN BANNING: Ik wil ook nog over Het Ei spreken, maar
dan met name over de kostelozen"Ik heb daarover in juli 1973 een
vraag gesteld en ik neem aan dat het bestuur van N.A.C. toen nog niet
wist in welke precaire situatie de vereniging verkeerde. Men aanvaard
de namelijk de "kostelozen" met de verplichting daarvoor een aantal
voorzieningen te treffen die bepaald niet kosteloos geweest zullen zijn.
Waarschijnlijk zou men het dus als een bijzonder welkome actie van uw
college beschouwen als u bereid zou zijn hen weer van hun verplichtingen
te ontslaan. Misschien kunt u dit nu braakliggende terrein aan de bestaan
de jeugd- en sportorganisaties of aan volkstuinders ter beschikking stel
len en mogelijk zullen daarbij de suggesties die mijn fractiegenoot, het
"eenvoudige" raadslid Kramer, heeft gedaan u daarbij een eind op weg
helpen.
Wethouder MANS: Ik zal trachten in volgorde van sprekers de vra
gen die op mij af zijn gekomen te beantwoorden.
De heer Kramer maakte in de eerste plaats een opmerking over
de begrotingsbehandeling in de commissie Jeugd en Sport en ik ben blij
met hetgeen hij daarover heeft gezegd, maar ik zal deze dank ook graag
aan de ambtenaren overbrengen die naast de moeilijkheden waarin wij
als raadsleden hebben verkeerd heel duidelijk hebben ervaren dat over
legsituaties niet altijd gemakkelijk zijn. Zij hebben echter van hun kant
loyaal meegewerkt aan het vinden van oplossingen die wij tenslotte in
overleg hebben bereikt.
Op Het Ei zal ik dadelijk in een algemene beantwoording terug
komen, ik wil nu eerst iets over het betaald voetbal zeggen. Het Schot
se systeem waarover de heer Kramer heeft gesproken is mij niet bekend,
maar ik ben wat huiverig voor Engelse systemen geworden gezien het
feit dat de verkiezingsuitslagen merkwaardige resultaten in het Britse
parlement kunnen opleveren; ik weet overigens niet of hetzelfde voor de
voetbalsituatie in Engeland geldt. Over het betaald voetbal wil ik twee
dingen zeggen. Ik heb hierover gisteren al een opmerking gemaakt en
ik acht er mij van ontslagen deze wederom te herhalen, hoewel ik straks
misschien in de richting van de heer Nihot daaruit nog één passage zal
noemen. De heer Kramer heeft nadrukkelijk gevraagd of de provincie
ook iets doet en ik kan daarop zeggen dat wij als wethouders van sport
van de vier grote gemeenten in Brabant contact hebben gezocht met de
gedeputeerde die met de portefeuille Sport is belast. De provincie heeft
uitdrukkelijk uitgesproken dat zij niet van plan is op enigerlei wijze een
financiële bijdrage aan het betaald voetbal te leveren. Ik ben wel be
reid te bezien of er enige sanering mogelijk is, maar een financiële bij
drage mag van de zijde van de provincie bepaald niet worden verwacht.
Naast de verantwoordelijkheid die de regio en het bedrijfsleven in dezen
dragen hebt u ook duidelijk de verantwoordelijkheid in de richting van
de K„ N. V. B. verschoven en gisteren heb ik daarover al een nadrukkelij
ke uitspraak gedaan. Inderdaad worden de gemeenten wel enigszins voor
het feit geplaatst van het ontbreken van beleid bij de organisatie van de
K» N. V. B. Wij zijn er van overtuigd dat het betaald voetbal een bepaal
de functie kan vervullen, maar langzamerhand worden wij als gemeen
ten toch wel met onmogelijke eisen geconfronteerd. Zelfs als wij goed
willend zijn en als wij met beperkte middelen trachten iets te doen is
het een onmogelijkheid die voornemens en die goedwillendheid waar te
maken. Een ingrijpen van de zijde van de K, N. V. B. en de rijksoverheid
zou in dezen zeer welkom zijn. U weet dat wij als wethouders indertijd
hebben geprobeerd een landelijke lijn vast te stellen, zodat wij tenmin
ste als gemeenten eenzelfde soort normering zouden hanteren. Wij heb-