347
8 MAART 1974
ben dit neergelegd in een rapport. De teleurstelling over dit alles is toch
wel zeer groot, omdat iedere gemeente op grond van haar eigen optiek,
de politieke situatie en de eigen middelen de kwestie van het betaald
voetbal beziet. Ik heb nog wel een poging in de richting van minister
Van Doorn gedaan, want zoals u weet bestaat die commissie nog steeds.
Minister Van Doorn heeft het verzoek van de zijde van de wethouders van
Rotterdam, Utrecht en Breda een gesprek over de situatie van het betaald
voetbal te beleggen vooralsnog afgewezen. Hij heeft ons verzocht zijn
uitspraken over de totogelden af te wachten en ik kan u zeggen dat wij
daarover zeer teleurgesteld zijn geweest. Ik wil hierbij herinneren aan
de grotere bereidheid van de vroegere staatssecretaris Vonhoff die ons wel
heeft ontvangen maar ons anderzijds ook een beetje de mist in heeft ge
stuurd. Hetgeen de heer Van Doorn nu zegt was eigenlijk ook zijn opvat
ting.
De heer Kramer heeft ook over de kinderverkeersspeeltuin gespro
ken. Ik meen niet dat het nodig is hieraan in dit verband zeer veel aan
dacht te besteden. De opvattingen van Veilig Verkeer en de politie over
de functie van een kinderverkeersspeeltuin zijn u bekend en wij zullen
het rapport afwachten.
Er is vervolgens over de sportzaal-Noord gesproken, wat ik in ver
band wil brengen met het verzoek van de heer Nihot om nog enkele sport
halletjes in de stad. Ik beluister in dezen een wat tweezijdige benadering.
De heer Nihot doet het voorkomen alsof wij in staat zijn uit ons budget
enkele sporthalletjes te realiseren. Als dit mogelijk zou zijn zou ik het
graag doen, maar helaas is dit niet het geval. Anderzijds mag ik er op
wijzen dat de gemeenteraad kort geleden een beleidsvoornemen van het
college heeft onderschreven om indien mogelijk een bepaald bedrag van
de pot ten behoeve van het zwembad-Noord te reserveren teneinde tot
realisering van een sporthal in Noord te komen.
Conform mijn toezegging in de commissie Jeugd en Sport heeft er
overleg over het jeugd- en jongerencentrum plaatsgevonden. Ik kan u
mededelen dat de Speelinstuif nu veilig is gesteld. Wij hebben een be
drag beschikbaar gesteld waardoor het mogelijk zal zijn de Speelinstuif
in Het Turfschip te doen plaatsvinden. U weet dat ik met het Jeugd- en
Jongerencentrum nog wat overleg pleeg over de door hen gehanteerde prio
riteitstelling. Wij moeten reëel zijn en erkennen dat iedere club en ie
dere stichting wel wat meer geld wil hebben. Aan de hand van de moge
lijkheden hebben wij het Jeugd- en Jongerencentrum een budget ter be
schikking gesteld. Het Jeugd- en Jongerencentrum stelt zelf dat jeugd-
actiecomité's de absolute prioriteit bij het eigen activiteitenpakket moe
ten hebben, maar zij moeten dan ook de plicht hebben dit in hun eigen
begroting waar te maken en dat is niet altijd het geval. Bij het overleg
is echter een bepaalde mate van tevredenheid over en weer ontstaan.
Ik heb respect voor de inventarisatie van de heer Kramer, maar de
ze heeft mij wel enigszins overvallen. Het is mij duidelijk geworden dat
hij naast zijn definitie eigenlijk zeer nadrukkelijk alleen aan de open
luchtrecreatie denkt. Bij de benadering die wij in de interne nota-Recrea
tie die momenteel op onze tafels ligt hebben getracht te formuleren zijn
wij van een veel breder begrip met betrekking tot de recreatie uitgegaan.
Ik moet dan constateren --ik heb dit ook in de commissie gezegd -- dat
een gelijkvormig beeld over hetgeen recreatie eigenlijk inhoudt volledig
ontbreekt. Als wij een poging tot een inventarisatie doen ten aanzien van
wie en welke afdelingen en diensten zich met de recreatie bezighouden
blijkt dat er vrijwel geen diensten en afdelingen zijn die niet met een
facet van de recreatie te maken hebben. De heer Kramer is met de moei
lijkheden hieromtrent bekend, want als ik goed ben ingelicht maakt hij