351
8 MAART 1974
tie is wil ik er op wijzen dat in de voetbalwereld de shirtreclame nog
altijd een discussiepunt vormt.
Met betrekking tot de functionele organen in de sector jeugd en
sport --de Sportstichting, de Jeugdadviesraad en dergelijke -- heb ik
gevraagd of zij nog goed functioneren en of de organisatievorm juist blijkt
te zijn. Ik meen dat ik daarop geen antwoord heb gekregen.
Wat betreft de recreatienota heb ik het inderdaad ditmaal over de
openluchtrecreatie gehad, omdat onze fracties van mening zijn dat dit
punt momenteel urgent is. Gaarne verzoek ik u echter ook het andere
aspect van de recreatie in studie te nemen; ik heb daar al jaren omver-
zocht. Als raadslid had ik echter onvoldoende vrijeïijdom ook dit deel
te bestuderen, maar mijn recreatiegevoelens verkeren wat betreft uw
nota in blijde verwachting.
Voorts kom ik op het zwembad. Ik wil niet met cijfers gaan scher
men, maar het zuiden van het land blijft wat betreft de zwemgelegen-
heden per 100. 000 inwoners bij het noorden achter. In de motie die ik
dadelijk zal voorlezen verzoek ik het college het zwembad Het Ei niet
per 1 januari 1975 te sluiten en de eventuele financiële gevolgen door
middel van een herverdeling binnen de begroting voor de dienst van Jeugd
en Sport op te vangen. Deze sluiting kan opnieuw aan de orde worden ge
steld als er meer inzicht omtrent het totaalbeeld van de recreatieve voor
zieningen in de gemeente Breda is ontstaan. De motie is door de PAK-
fractie en de V. V. D. mede ondertekend. Ik maak de andere fracties mijn
excuses omdat ik hen niet heb verzocht deze motie mede te onderteke
nen, maar de race tegen de klok heeft mij dat verhinderd. U zult begrij
pen wat de inhoud en de bedoeling van deze motie is.
De heer NIHOT; Ik wil er geen twijfel over laten bestaan dat ik
toch van mening ben dat zowel in het geval van Het Ei als met betrek
king tot de algemene subsidie aan de sportverenigingen te weinig infor
matie aan de commissie voor Jeugd, Sport en Recreatie is gegeven. Ik
heb dit gesignaleerd omdat wij daarmee toch worden geconfronteerd. De
commissie is vóór deze begrotingsbehandeling niet meer in staat geweest
over deze kwestie met de betrokken wethouder overleg te plegen.
In de richting van de heer Sandberg wil ik ook nog een opmerking
maken. Hij heeft gezegd dat ik uitsluitend over passieve recreatie met
betrekking tot N. A.C. heb gesproken, maar ik meen dat de vereniging
N.A.C. in Breda niet exclusief voor de actieve sportbeoefening is. Er
zijn naar mijn mening voldoende verenigingen die onze jeugd kunnen
opvangen.
De wethouder heeft gezegd dat wij van de provincie, de K.N.V.B.
en C.R. M. niets kunnen verwachten en de heer Sandberg heeft gezegd
dat hij hoopt dat er toch iets zal gebeuren. Ik hoop dat eveneens want
N. A. C. ligt ook mij na aan het hart, maar wij moeten wel goed voor
ogen houden dat wij deze vereniging niet ten koste van het totale sport
gebeuren in Breda kunnen helpen, want dit zou niet verantwoord zijn.
Ik heb over sporthalletjes gesproken en de wethouder constateer
de in dezen een verschil van opvatting tussen de heer Kramer en mij. Ik
meen dat regeren "vooruitzien" betekent en via een meerjarenplan zul
len wij naar mijn mening in de toekomst kleine sporthallen in de wij
ken moeten bouwen, omdat op dit moment het verenigingsleven zich
in het geheel niet kan ontplooien vanwege een tekort aan zaalaccommo
daties.
Wat betreft Het Ei wil ik mij kortheidshalve aansluiten bij hetgeen
de heer Kramer in laatste instantie heeft gezegd. Het Ei kan nu niet wor
den gesloten; dit moet worden uitgesteld tot een tijdstip waarop wij de