354
8 MAART 1974
Het Ei over te gaan. Ik meen dat het mijn plicht is er op te wijzen dat
wij de motie zoals u die ons hebt voorgelegd op dit moment moeten
ontraden. Er zal straks nog overleg in het college plaatsvinden over de
moties die zijn ingediend en ik heb begrepen dat zij aan het eind van
de rit nog aan de orde komen.
De heer VAN OS; Hoe staat het met de toekomstige relatie met
de binnenstad?
De VOORZITTER: Dat zullen wij in de pauze bekijken.
De beide moties zullen vanavond aan de orde komen, maar het
lijkt mij noodzakelijk dat daarover nog even in het college wordt be
raadslaagd. Er zullen wellicht nog meer moties worden ingediend zo
dat het goed is daarover aan het eind van de rit te stemmen. Ik stel het
op prijs dat het college zich daarmee eerst nog bezighoudt.
De discussie over dit punt wordt gesloten.
m. gemeentelijke sociale dienst.
Eerste wijziging van de begroting van deze dienst.
Zonder discussie,
n, bestuurscommissie voor de sociale werkvoorziening.
Mevrouw PAULUSSEN: In de memorie van toelichting op de be
groting van de sociale werkvoorziening merkt u met betrekking tot de
leiding op dat de werkvoorziening vele facetten omvat als sociale, me
dische, psychologische, paedagogische en bedrijfseconomische facetten.
Dit sluit aan bij reeds eerder door ons gemaakte opmerkingen dat niet
alleen de bedrijfseconomische en commerciële aspecten aan bod mogen
komen, maar juist ook de sociale, de medische en de psychologische.
Het bevreemdt ons daarom dat voor 1974 een part-time bedrijfspsycho
loog zal worden aangetrokken, terwijl er in deze sector geen financiële
tekorten waren. In de commissievergadering heb ik hierover ook al ge
sproken en er werd toegezegd dat met het departement contact zou wor
den opgenomen. Graag zal ik van de wethouder vernemen hoe het daar
mee nu staat. Heeft de bestuurscommissie na de behandeling in de com
missievergadering over deze kwestie reeds een mening gevormd?
Wethouder DE RAAFF: Hetgeen mevrouw Paulussen heeft gezegd
is inderdaad juist, want wij hebben hierover in de commissievergadering
gesproken. Het was het gevoelen van de commissie dat die part-time
functionaris eigenlijk een full-time kracht zou moeten zijn om in dat
gezamenlijk team te kunnen werken. Ik meen niet dat wij daarover van
mening verschillen, maar het was de vraag of het op dat moment al
noodzakelijk was dat die full-time kracht werd aangetrokken. Wij meen
den dat het ministerie daarmee niet akkoord zou gaan en wij zouden
daarover contact opnemen. Op dit moment moet ik u op uw concrete
vraag het antwoord schuldig blijven, want ik weet niet of dit contact
reeds heeft plaatsgevonden. Uit de notulen van de bestuursvergadering
is mij niet duidelijk geworden of de bestuurscommissie zich nog een
andere mening heeft gevormd. U weet dat deze commissie hierover na
drukkelijk heeft gesproken, maar zij was van mening dat vooralsnog met
een part-time functionaris kon worden volstaan. Graag wil ik bij een
volgende gelegenheid trachten mevrouw Paulussen op haar vraag een be-