RAADSVERGADERING
d.d. 2 O JUK! 19/4
ONTWERP
MAART 1974 (avon 1). Beslissing;
leriflgrfl&rOG-unr);"
De VOORZITTER: Ik heropen de verga
6b. Hoofdstuk III: openbare orde en veiligl
aan de orde: de begroting van de polit
De heer VAN DUIJL: Mijnheer de voor
re orde" bent u uitvoerig ingegaan op het begiilpiIlupuiiLiai ruide". IkYi'ieeu
dat het weinig zin heeft hier nader op in te gaan, aangezien wij uw Ziens
wijze daarop wel onderschrijven. Voorts geeft u een uitgebreid resumé in
zake de functie van de politieambtenaar, zijn opleiding, zijn optreden
naar buiten, zijn sociale functie en het zelfstandig optreden. Wij onder
schrijven de constatering dat het uitermate moeilijk is bij dreigende or
deverstoringen de op dat ogenblik noodzakelijke en juiste beslissing te
nemen, waarbij zich tevens de grote moeilijkheid voordoet dat degene
tegen wie moet worden opgetreden op dat ogenblik nauwelijks vatbaar
is voor redelijke argumenten.
Om die reden rijst bij ons de vraag of de taak van de politie slechts
tweeledig is. Ik meen dat de taak van de politie nog een derde aspect
heeft, dat ook door u zelf, mijnheer de voorzitter, wordt genoemd: de
preventie. In uw antwoord op de algemene beschouwingen hebt u slechts
summier over de openbare orde gesproken, mede omdat daarover door
de fractievoorzitters slechts weinig was gezegd, U heeft evenwel niet na
gelaten ons enkele cijfers te verstrekken die er bepaald niet om liegen.
Ook landelijk valt een sterke stijging van de misdrijven te constateren.
Allerwegen wordt dan ook op het ministerie druk uitgeoefend om uitbrei
ding van het politieapparaat mogelijk te maken. Zelfs doet zich de si
tuatie voor dat verscheidene apparaten onderbezet zijn, zij het dat het
Bredase korps op de wettelijk toegestane sterkte is.
De allerwegen vernomen roep om uitbreiding van de bezetting der
politiekorpsen wijst er enerzijds op dat de korpsen nog maar nauwelijks
de hun opgelegde taak aankunnen, terwijl anderzijds kennelijk de grens
van het kunnen is bereikt zodat het gevaar niet denkbeeldig is dat hand
having van de rechtsorde gevaar loopt. Het is mij evenwel opgevallen
dat in de nota met geen woord wordt gesproken over de vraag wat de oor
zaak is van de sterke groei van de misdrijven en dat evenmin wordt ge
zegd wat men denkt te doen aan voorkoming van deze groei.
Nu kunt u, mijnheer de voorzitter, natuurlijk opmerken dat dit niet
de taak is van het politiekorps, zoals blijkt uit de nogal nauwe taakom
schrijving, maar dit neemt niet weg dat het korps met het voornoemde
gegeven wordt geconfronteerd. Mogen wij constateren dat de stijging van
het aantal misdrijven te maken heeft met een verandering van menta
liteit en dat er sprake is van een zekere vervlakking van de rechtsnormen,
waardoor men sneller in strijd komt met de openbare rechtsorde? Het ver
sterken van het korps of een harder optreden lost niets op; wij zullen daar
entegen het probleem aan de wortel moeten aanpakken. Meer aandacht
zullen wij moeten besteden aan een beïnvloeding van de bevolking met
als doel een mentaliteitsverandering.
Tenslotte wil ik namens onze fracties mijn waardering uitspreken
voor het werk van ons stadspolitiekorps. Wij wensen dit veel zorgvuldig
heid en voorzichtigheid toe, waarbij echter moet worden gewaakt voor
onverschilligheid, zeker wanneer de bescherming van de individuele bur
ger in het geding is.
De heer JANSEN: Wij willen graag onze waardering uitspreken voor
het stedelijke politiekorps en voor de nota "openbare orde". Ik heb be
grepen dat de politie in Breda nu op haar maximale sterkte is en aan in