361 8 MAART 1974 De heer SANDBERG: Uit uw antwoord, mijnheer de voorzitter, van gisteravond mogen wij naar ik meen concluderen dat u tevreden bent over de wijze van functioneren van de politie. Ik wil er nogmaals geen enkel misverstand over laten bestaan dat ook wij waardering hebben voor de in zet en de goede samenwerking van het korps. Dit neemt niet weg dat wij de indruk hebben dat tal van zaken moeten blijven liggen omdat de man kracht ontbreekt. Ons standpunt blijft dan ook dat de landelijke normen te laag liggen, een mening die wordt gedeeld door vele gemeenten, die zich, gedachtig het gezegde "eendracht maakt macht", herhaaldelijk tot de verantwoordelijke ministeries richten. Onze vraag aan u is; bent u als voorzitter van deze raad en hoofd van de politie bereid u aan te sluiten bij alle anderen die uiteindelijk slechts één behoefte hebben, namelijk optrekking van de landelijke normen? De heer NIHOT: Allereerst willen wij onze waardering uitspreken voor de nota "openbare orde", een duidelijk stuk dat waardevolle aspec ten voor de toekomst biedt. In de tweede plaats hebben wij er behoefte aan een pluim te steken op de hoed van het politiekorps. Wij zijn er van overtuigd dat de leden daarvan met inzet van geheel hun vermogen al les doen om zo goed mogelijk in deze stad te functioneren. In De Stem van 6 maart 1974 lezen wij dat het Tweede Kamer-lid drs. Aarts aan de ministers van binnenlandse zaken en justitie heeft ver zocht een onderzoek in te stellen teneinde aan het licht te brengen of het vaak voorkomt dat de politie burgers adviseert geen klacht in te die nen,, omdat dit wel eens zou kunnen leiden tot represailles van degene die men aanklaagt. De directe aanleiding vormde het commentaar in De Stem van 20 februari waarin werd gesignaleerd dat een dame dit on acceptabele advies van de politie had gekregen. Als het juist is dat dit geval symptomatisch is voor het bij veel mensen bestaande onbehagen, het gevoel niet veilig te zijn, dan zou daaruit naar de mening van de burgemeester van Berkel-Enschot kunnen worden geconcludeerd dat wij de gang van zaken niet meer in de hand hebben. In verband hiermee heb ik op 24 februari enkele vragen gesteld, niet omdat ik geen vertrouwen in ons politieapparaat zou hebben, maar omdat in deze door mij onmogelijk te beoordelen zaak in feite de vei ligheid van onze burgerij in het geding is. Hoe het ook zij, de bewuste dame schijnt na het gegeven advies zó angstig te zijn geworden, dat zij geen gehoor wenste te geven aan het verzoek hierover contact met mij op te nemen dat ik haar via de redactie van De Stem heb gedaan. Als dit juist is, wordt daardoor een vrijbrief gegeven aan degenen die straf feloos blijven wanneer zij zich schuldig maken aan praktijken als gesig naleerd. De vragen van de heer Aarts mogen op zichzelf nog iets indrin gender zijn dan de vragen die ik aan u heb gesteld, maar in grote lij nen komen zij op hetzelfde neer. Is het gegeven advies een duidelijk voorbeeld van frustratie in ons politiekorps? Vele malen hebben wij gehoord dat de politie haar taak slechts ten dele zou kunnen uitvoeren, omdat de mankracht om de vele taken waarmee zij belast is of belast kan worden uit te voeren niet aanwezig is. Dat ik dit onderwerp opnieuw aansnijd wordt niet veroorzaakt door het ontbreken van vertrouwen in ons politiekorps. Wij hebben daarente gen juist veel vertrouwen in het korps, maar wie dagelijks onze stad doorkruist komt tot de ontdekking dat er veel dingen gebeuren waarbij politieel optreden gewenst is. Wij moeten evenwel aannemen dat het politiekorps niet de sterkte heeft die nodig is om dat te doen. Tegelij kertijd vragen wij ons af of met een nog sterkere bezetting alles zou kunnen worden bestreden wat bestreden zou moeten worden. In verband

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 361