362 8 MAART 1974 hiermee komen wij tot de vraag of de oorzaak van het steeds toenemen de agressief optreden van individuen niet eerder moet worden gezocht in al te milde strafbehandeling in de gevallen waarin de politie wel ac tief is opgetreden. Wij geloven dat daarin eerder de oorzaak van de mo gelijk aanwezige frustratie ligt dan in een tekort aan mankracht. Ons zijn tal van gevallen bekend waarin de politie op een voortreffelijke ma nier heeft ingegrepen en wij weigeren zonder meer aan te nemen dat on ze politiemannen niet of niet geheel bekwaam zouden zijn voor de taak waarvoor zij zijn opgeleid. De vraag is wat er nu moet gebeuren om aan de burgerij het gevoel te geven dat zij onder alle omstandigheden bij de politie terecht kan. Wellicht kunt u ons bij de beantwoording van de door mij gestelde vragen de zekerheid geven dat alles zal worden gedaan om de veiligheid van onze burgerij zo goed als mogelijk is te waarborgen. De VOORZITTER: Ik ga over tot de beantwoording van de vragen en de behandeling van het algemene onderwerp dat met betrekking tot de openbare orde aan de orde is gesteld. Vooraf wil ik vier opmerkingen maken. In de eerste plaats bestaat er van mijn kant en naar ik zeker weet ook van de kant van het gehele politiekorps waardering voor de wijze waarop respect voor de politie is uitgesproken. De mededelingen in de raad zal ik schriftelijk overbrengen aan de politie en ik weet dat deze daar bijzonder zullen worden gewaardeerd. Mijn tweede opmerking betreft de politiewetgeving. Naar ik meen moet worden geconstateerd dat in Nederland zeer lang -- tè lang -- wordt gewacht met een politiewetgeving die in de plaats zou moeten komen van de politiewet. Hierbij teken ik aan dat, zoals ook uit de nota van de commissie openbare orde blijkt, mede in verband met de onderlinge ver houdingen tussen de gemeenten steeds meer behoefte ontstaat aan een re gionaal politiekorps. Ik kan mededelen dat ik voornemens ben een initia tief bij de burgemeesters in de gehele regio te nemen teneinde tot over leg te komen over de wijze waarop de vraagstukken van de openbare or de in dit gebied gecoördineerd kunnen worden. Hoewel het mij bekend is dat hierbij het grote probleem van gemeentepolitie versus rijkspolitie in het geding komt, acht ik het de moeite waard in dezen met al mijn collegae in de buurt stappen te ondernemen en te bezien hoe juist in dit gebied een betere organisatie zou kunnen worden bereikt. In de derde plaats wil ik ingaan op opmerkingen van de heer Sand- berg en anderen over de sterkte van het politiekorps, waarover verleden jaar eveneens is gesproken. Gisteren heb ik medegedeeld dat de organie ke sterkte van 237 man in deze stad is bereikt en ik ben mèt de commis saris van politie van oordeel dat aan redelijke eisen met betrekking tot het functioneren van de politie op het ogenblik wordt voldaan. Wil dit nu zeggen dat de commissaris en ik in alle opzichten over de sterkte van de politie tevreden zijn? Dat is zeker niet het geval. Wanneer men het bedrag ziet dat gemoeid is met het overwerk dat door de politie in Bre da wordt verricht, komt men tot de conclusie dat dit zeer omvangrijk is. Bij dit alles moet men zich er evenwel van bewust zijn dat deze aan gelegenheid tot de bevoegdheid van de centrale overheid behoort. On langs is er bij de behandeling van de begroting van binnenlandse zaken uitvoerig over dit onderwerp gesproken. De heer Sandberg kan ik mededelen dat hierover niet alleen par ticulier door de burgemeester van Breda op het departement wordt ge sproken, maar dat deze kwestie een voortdurende zorg uitmaakt van ge zelschappen van burgemeesters, bijvoorbeeld in de regelmatige verga deringen van de burgemeesters van de "100. 000-gemeenten". Wij rich-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 362