365
8 MAART 1974
historie: eens hadden wij een zeer bekwaam politieman in onze stad
die met de motor door de Ginnekenstraat en andere straten reed.
De heer QUADEKKER: Bekend als "De Stofzuiger".'
De heer NIHOT: Hij leek zeer bars en boos te zijn, maar was uiter
aard een edel mens, die alleen reeds door zijn wijze van optreden gezag
afdwong.
Over deze twee punten zou ik graag nog iets meer willen horen.
Mijn opmerkingen hadden geen betrekking op de strafmaat op zichzelf
maar op de uitwerking van de milde strafmaat op de politieman.
De VOORZITTER: De heer Van Duijl heeft mij een min of meer
"onmogelijke" vraag gesteld die hij zelf kan beantwoorden. Hij heeft
als gemeenteraadslid voor allerlei aangelegenheden die worden bevor
derd eh gesubsidieerd zitting in organisaties, waardoor hij het kwaad
-- dat hij terecht zo heeft genoemd -- in de wortel zou kunnen aantas
ten. Ik geloof dat het sociale aspect van de taak van de politie, waar
over ik zojuist al iets heb gezegd, wel degelijk bestaat, maar beperkt
is: het initiatief op dit gebied ligt elders en dit -- particuliere -- initia
tief moet bevorderd worden. In hoeverre de raad dit met de ter tafel
liggende begroting in de hand kan stimuleren en subsidiëren kan ik niet
bepalen, maar in ieder geval ligt er op dit gebied een belangrijke taak.
Thans heb ik de heer Nihot goed begrepen. Ik meen te kunnen be
vestigen dat de strafmaat in een aantal gevallen frustraties bij de politie
oproept, hoewel ik van mening ben dat men zich bij de uitspraken moet
kunnen neerleggen, iets waarover ik wel eens met de politie heb gespro
ken. Dat het in sommige gevallen moeilijk is de strafmaat te accepte
ren kan ik echter wel met de politie meevoelen.
Het fenomeen van "De Stofzuiger" is langzaam verdwenen, maar
ik wil er op wijzen dat van de 237 politiemannen die Breda, inclusief
de commissaris, heeft, naar mijn schatting minstens 236 wijs zijn, on
geveer in dezelfde orde van grootte als de heer Nihot bij de door hem
genoemde functionaris heeft ontdekt.
De heer QUADEKKER: Van die ene is het jammer.'
De VOORZITTER: Inderdaad, maar op 237 is het eigenlijk weinig.
Als dat percentage toegepast zou worden op de raad, zou men wellicht
tot een andere conclusie Komen.'
Hierna wordt de discussie gesloten.
De heer CRUL: Ik zou graag het woord willen voeren over de orde.
De VOORZITTER: Over de orde.' Ik neem aan dat u niet meer over
de openbdre orde wilt spreken? Hoe had u het gehad willen hebben?
De heer CRUL: Dat zal ik even vertellen.
In onze fractie maakt men zich enigszins ongerust over de verde
re gang van zaken, hoewel wij zelf misschien ook niet zo voortreffelijk
zijn dat wij ons aan de tijd houden. In het verleden is gebleken dat de
laatste onderwerpen zeer weinig belangstelling van de leden ondervin
den, omdat de interesse verdwijnt als men lang vergadert. Toch zijn er
nog allerlei onderwerpen die zeker onze aandacht verdienen. Wij zou
den dan ook graag een "tussenstand" van de spreektijd vernemen, zodat