372
8 MAART 1974
de primeur van Nederland,
De heer KROON: Als lid van de commissie voor openbare werken
heb ik de ingediende motie medeondertekend. Nu moet mij van het hart
dat mevrouw Van Nes zeer gemakkelijk met verwijten strooit, zoals zij
wel vaker doet. Zij heeft de leden van de commissie voor openbare wer
ken verweten dat zij de motie medeondertekend hebben en dat zij geen
gebruik zouden hebben gemaakt van de mogelijkheid in de commissie
voor openbare werken te spreken naar aanleiding van notulen van het
overleg. Ik zal het geheugen van mevrouw Van Nes opfrissen: herhaal
de malen heb ik van de bedoelde mogelijkheid gebruik gemaakt en ge
constateerd dat het overleg met de woningbouwverenigingen nog maar
weinig heeft opgeleverd. Tevens heb ik mijn spijt tot uitdrukking ge
bracht dat het overleg niet tot betere resultaten heeft kunnen leiden.
Om die reden heb ik de motie gaarne willen steunen; het lijkt mij goed
daarop nog eens te wijzen.
De heer Van Caulil heeft getracht een verklaring van de motie te
geven. Ik meen evenwel dat niet alleen het onderhoud bij ons streven
is betrokken maar dat het gewenst is te komen tot algehele integratie
van het gemeentelijk woningbezit en het bezit van de drie woningbouw
verenigingen, met alles wat daarmee samenhangt zoals technische voor
zieningen. Jaren geleden is deze kwestie al aanhangig gemaakt en de
huidige wethouder heeft bij zijn optreden direct overleg met de woning
bouwverenigingen gepleegd. In het begin leek de situatie vrij rooskleu
rig, maar de werkelijke resultaten laten nog op zich wachten. Daarom
heb ik, het zij nogmaals gezegd, de motie van harte ondersteund.
De heer FROGER: Mijn mening is precies tegenovergesteld aan die
van de heer Kroon. Als er in Breda vier woningbouwverenigingen zijn,
zijn er kennelijk vier groeperingen geweest die anders gericht waren.
Daarin is naar mijn mening dan ook de oorzaak te vinden van het moei
zame verloop van het overleg. Ik geloof ook niet in een zo vérgaande
"integratie" als de motie voorstelt. Zojuist heb ik in mijn omgeving ho
ren zeggen dat men beter van "coördinatie" zou kunnen spreken endaar-
mee kan ik het eens zijn. Ik begrijp niet dat een belangrijk deel van de
K. V. P. -fractie en de protestants-christelijke fractie de integratie zo
sterk aanbeveelt, omdat ik nog altijd in de veronderstelling verkeerde
dat in hun programma zelfstandigheid in eigen kring en het subsidiari
teitsbeginsel belangrijke punten zijn. Deze uitgangspunten rechtvaar
digen nu juist het voortbestaan van vier woningbouwverenigingen
De heer KROON: Wij kunnen ze wel laten voortbestaan.'
De heer FROGER:in een maximale onafhankelijkheid. Ik
vraag mij namelijk af wat iemand die zijn beheer uitlevert nog over
zijn bezit te vertellen heeft.
De heer VON SCHMID: Ik twijfel er niet aan dat een sterke inte
gratie een vereiste zou kunnen zijn voor een goed woningbedrijf, maar
mede met het oog op opmerkingen van de heer Kroon waaruit blijkt dat
het overleg tot nu toe niet tot het gewenste resultaat heeft geleid meen
ik mij te moeten aansluiten bij het betoog van de heer Van Banning.
Naar ik meen moet eerst het standpunt van de woningbouwverenigingen
zelf bekend zijn; pas daarna zal ik de motie eventueel kunnen steunen.
De heer JANSEN: Vanmiddag heb ik hierover al iets gezegd: ik