376
8 MAART 1974
De VOORZITTER; U bent derhalve tegen de motie.
De heer JANSEN; Ik ben enigszins gepikeerd over het antwoord van
wethouder Van Dun, Hij heeft gezegd dat de doelstellingen gelijk zijn,
zodat integratie mogelijk moet zijn. De bierbrouwerijen in Nederland
hebben ook dezelfde doelstelling maar die gaan toch ook niet samen.
Dit argument is niet steekhoudend; hier is de identiteit van de woning
bouwverenigingen in het geding en er zijn geen zwaar wegende argu
menten om tot integratie te komen. Bij geen van de woningbouwvereni
gingen heerst wanbeleid of achterstand in het onderhoud en er zijn dan
ook voor mij geen redenen om een integratie zo dringend noodzakelijk
te achten.
De VOORZITTER; Dames en heren. Ik heb de plicht u uit te no
digen tot stemming over de motie. De heer Van Dun vraagt nog het woord,
vermoedelijk voor een stemverklaring. Mag het heel kort zijn?
Wethouder VAN DUN; Ik zal het heel kort houden.
Ik vrees enigszins dat de motie verkeerd wordt begrepen. De raad
heeft geen enkele bevoegdheid om welke woningbouwvereniging dan
ook tot iets te verplichten. De enige strekking van de motie is naar ik
meen een opdracht aan één partner in het overleg, namelijk het gemeen
telijk woningbedrijf, tot het opereren conform de in de motie neerge
legde opvatting. Het is de bedoeling dat ons woningbedrijf in het overleg
van de vier partners de in de motie omschreven stelling inneemt. Wij kun
nen niets zeggen over verplichte samenwerking van de drie andere part
ners.
Hierna wordt de discussie gesloten.
Vervolgens wordt de motie van mevrouw Van Rooij in stemming ge
bracht en met 28 tegen 7 stemmen aangenomen.
VOOR hebben gestemd; de heren Dees, Broeders, Van Dun, Van
Caulil, Eissens, Mans, Van Loon, Van Duijl en Sandberg, mevrouw Van
Rooij-van den Heuvel, de heren Quadekker, Van den Wijngaard, Span
ier, Crul, Mensen, Taks, Veelenturf, Roozeboom, De Raaff, Gielen en
Kramer, mevrouw Willems-van Doorn, mevrouw Paulussen, de heren
Kroon, Goos, Geene, Brooimans en Van Graafeiland.
TEGEN hebben gestemd: De heren Van Os, Nihot, Jansen, Froger
en Van Banning, mevrouw Van Nes-Brands en de heer Von Schmid.
6e, Hoofdstuk VI; openbare werken.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik heb nog één minuut, dus ik zal
mijn verhaal heel snel afdraaien.'
In juni 1973 werd door de raad een krediet van 12 miljoen ge
voteerd voor de reconstructie van de Tram- en Gasbrug. Om redenen
van voornamelijk stedebouwkundige aard hebben wij toen tegen het voor
stel gestemd. Het voorstel werd geclausuleerd aangenomen: voorwaarde
was dat de dekking van de kapitaalslasten ingepast zou kunnen worden
in de begroting voor 1974.
Op 7 november 1973 is door gedeputeerde staten een brief aan de
raad gezonden, waarbij op grond van artikel 235 voorlopig goedkeuring
aan het raadsbesluit werd onthouden. Het college van gedeputeerde sta-