384 8 MAART 1974 volledig in de gemeenteraad aan de orde moeten komen. Uiteindelijk beslist deze raad over de vraag wat er gaat gebeuren, maar het lijkt mij goed enkele fundamentele punten met betrekking tot die ontwikke ling nu reeds te signaleren. Aangaande de middenschool hebben wij geen concrete plannen. De initiatieven van de rijksoverheid die een zeer voorzichtig begin met de experimenten maakt hebben wij gevolgd. Als zich met medewerking van het onderwijs in Breda gelegenheden zouden voordoen om op de ont wikkelingen te reageren, moeten wij dat naar mijn oordeel stimuleren. De ontwikkeling van het plaatselijk gymnasium hebben wij te ber de gebracht in verband met de volgende problematiek. Zoals men weet is het stedelijk gymnasium een categoraal gymnasium. Hoe de ontwik kelingen in verband met het ongedeeld V. W. O. zullen verlopen durven wij niet te voorspellen. Nu hebben wij met vertegenwoordigers van de rijksoverheid eens gesproken over de onzekerheid waarin wij met betrek king tot het gemeentelijk categoraal gymnasium verkeren. Het is moge lijk dat men naar een groter geheel zou moeten streven, waarbij dan de vraag aan de orde komt of de rijksscholengemeenschap en het stedelijk gymnasium één onderwijskundig geheel zouden moeten vormen. Op het departement hebben wij vernomen dat er één manier is waarop dit be reikt zou kunnen worden. Het stedelijk gymnasium zou dan namelijk moeten worden overgedragen aan de rijksoverheid, In de bespreking op het departement hebben wij te kennen gegeven dat een dergelijke ont wikkeling ons volkomen verkeerd voorkomt. Wij zouden eerder geneigd zijn te menen dat de rijksscholengemeenschap aan de gemeente zou moe ten worden overgedragen, met als argument dat op deze wijze het be stuur van de te vormen scholengemeenschap dichter bij de burgers staat die bij de school betrokken zijn. Men heeft ons verteld dat er geen schijn van kans is dat dit verwezenlijkt zou kunnen worden. Overigens hebben wij toen opgemerkt dat de verdere ontwikkelingen met betrekking tot nieuwbouw van de beide instituten -- die beide tekortkomingen verto nen -- van dien aard zouden kunnen zijn dat door een bepaalde situering twee ontwikkelingen mogelijk zouden worden. Als het categoraal gym nasium ook op langere termijn een duidelijke functie in het onderwijs zou blijven vervullen, zouden daarvoor mogelijkheden aanwezig moe ten zijn, terwijl aan de andere kant bij de totstandkoming van het onge deeld V. W. O. onze denkbeelden met betrekking tot een groter samen gaan -- naar onze mening op gemeentelijk niveau -- van rijksscholen gemeenschap en stedelijk gymnasium uitvoerbaar zouden moeten zijn. Voor deze gedachtengang kon men wel voelen. Inmiddels heeft het ons enigszins verbaasd dat de nieuwbouwplan- nen voor de rijksscholengemeenschap blijkbaar vastere vorm gaan aan nemen, terwijl wij nog geen reactie hebben ontvangen met betrekking tot de situering van het stedelijk gymnasium. Het ligt in ons voornemen hierover binnen niet al te lange tijd contact met de rijksoverheid op te nemen. Mevrouw Willems heeft bezwaren uitgesproken tegen twee punten uit het saneringsplan. Ik meen dat de formulering van punt 2. 3 aanlei ding kan zijn tot enig misverstand aangezien de indruk gewekt zou kun nen worden dat bij de afstoting van de gemeentelijke zalen aan het bij zonder onderwijs het bijzonder onderwijs te maken zou krijgen met ex tra kosten. Er is sprake van een budgettair voordeel van 100. 000, maar het merkwaardige is dat een en ander geen extra kosten voor het bijzonder onderwijs met zich meebrengt. Als het bijzonder onderwijs de onderhavige zalen in exploitatie zou hebben, zou de rijksvergoeding aanmerkelijk hoger zijn. Nu de gemeente de exploitatie behartigt, is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1974 | | pagina 384